Overeenkomst van opdracht of niet: pilot webmodule beoordeling arbeidsrelaties

Ilma vanAalst
05 februari 2021

Overeenkomst van opdracht of niet

Voor veel opdrachtgevers is het van belang om te weten of sprake is van een overeenkomst van opdracht of een arbeidsovereenkomst. Tot 1 mei 2016 kon hiervoor een VAR-verklaring worden verkregen. Met ingang van laatstgenoemde datum is de VAR-verklaring vervangen door de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties.

Omdat er veel onzekerheid bestond over de wet en de in dat kader geïntroduceerde model overeenkomsten heeft de Belastingdienst de handhaving daarvan opgeschort. In eerste instantie tot 1 januari 2018. Inmiddels is deze opschorting een aantal keer verlengd en staat vast dat de strikte handhaving van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties in ieder geval niet start vóór 1 oktober 2021.

De Belastingdienst handhaaft tot 1 oktober 2021 alleen als blijkt dat een opdrachtgever opzettelijk voor schijnzelfstandigheid heeft gezorgd of aanwijzingen niet opvolgt.

Webmodule beoordeling arbeidsrelaties

Het kabinet heeft een webmodule laten maken die kan helpen bij de kwalificatie van een overeenkomst als een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. De webmodule is een online vragenlijst. Op dit moment bevindt de webmodule zich in een pilot fase. Dit betekent onder meer dat de vraag ten aanzien van de kwalificatie van de overeenkomst slechts wordt beantwoord vanuit de opdrachtgever die in Nederland gevestigd is en een opdracht uitbesteedt aan een opdrachtnemer in Nederland.

De webmodule is gedurende de pilotfase nog niet voor opdrachtnemers en branche- of sectorvertegenwoordigers, tenzij zij in de betreffende relatie zijn aan te merken als opdrachtgever. De webmodule geeft geen uitkomst wanneer een overeenkomst wordt aangegaan met een rechtspersoon, bijvoorbeeld een B.V., of wanneer sprake is van een bemiddelaar of tussenpersoon.

In het kader van de pilot wordt de vragenlijst vrijwillig en anoniem ingevuld. Daaruit volgt een indicatie van de arbeidsrelatie. Er zijn drie mogelijke uitkomsten:

  • indicatie dat sprake is van een overeenkomst van opdracht;
  • indicatie dat sprake is van een arbeidsovereenkomst; of
  • er kan geen oordeel gegeven worden op basis van de verstrekte antwoorden.

Er kunnen vooralsnog geen rechten worden ontleend aan de uitkomst van de webmodule. Het dient vooral ter voorlichting.

Evaluatie webmodule

De pilot is op 11 januari 2021 van start gegaan en zal in ieder geval zes maanden duren. Het kabinet wil de pilot later dit jaar evalueren. Op basis van die evaluatie neemt het kabinet een beslissing over de eventuele definitieve inzet van de webmodule, waarbij het de bedoeling is dat de webmodule zekerheid gaat geven over de vraag of al dan niet sprake is van een overeenkomst van opdracht als de webmodule naar waarheid is ingevuld.

Tussentijds opslaan niet mogelijk

Zoals hiervoor uiteengezet, wordt de webmodule volledig anoniem ingevuld. Dit wil zeggen dat niet wordt opgeslagen wie de webmodule heeft ingevuld en evenmin wat de antwoorden waren. Hierdoor is het niet mogelijk de antwoorden tussentijds op te slaan en op een later moment de vragenlijst af te ronden. Het is dan ook van belang dat je de vragenlijst in één keer afrondt.

Om je in de gelegenheid te stellen de vragenlijst in één keer af te ronden, tref je hieronder de vragen aan, die zijn opgenomen in de vragenlijst. Mocht daarnaar jouw voorkeur uitgaan, dan kun je ook aan de hand van onderstaande vragenlijst zonder gebruik te maken van de webmodule de uitkomst bepalen.

Voor verschillende antwoorden krijg je namelijk een bepaald aantal punten (van 0 tot en met 10). Het totale aantal punten aan het einde van de vragenlijst bepaalt of je de indicatie ontvangt dat sprake is van een overeenkomst van opdracht, de indicatie dat sprake is van een arbeidsovereenkomst of dat er geen oordeel gegeven kan worden op basis van de verstrekte antwoorden.

Als de uitkomst niet de gewenste uitkomst is, kan aan de hand van onderstaande vragenlijst inclusief de per antwoord vermelde punten worden bezien hoe de relatie aangepast moet worden om een andere uitkomst te verkrijgen.

De webmodule van de vragenlijst is te vinden via  https://ondernemersplein.kvk.nl/webmodule-beoordeling-arbeidsrelatie.

Hieronder tref je de vragen van de vragenlijst aan. Per antwoord, waarvoor punten worden gegeven, zet ik uiteen hoeveel punten je ontvangt. Ook zet ik uiteen bij hoeveel punten je de indicatie ontvangt dat sprake is van een overeenkomst van opdracht, de indicatie dat sprake is van een arbeidsovereenkomst of dat er geen oordeel gegeven kan worden op basis van de verstrekte antwoorden.

Vragen van de vragenlijst

Vragen van blok 0 – Vragen over de opdrachtgever

De vragenlijst begint met een blok 0. Dit betreft vragen over de opdrachtgever. De vragen die zijn opgenomen in dit blok zijn opgenomen ten behoeve van de pilotfase. Met deze vragen hoopt het kabinet inzicht te krijgen in de sectoren waarin gebruik wordt gebruikt van de webmodule en de grootte van de bedrijven die gebruik maken van de module.

De vragen in dit blok zijn niet van belang voor de uitkomst van de webmodule. Voor de antwoorden op deze vragen krijg je dan ook geen punten.

Vraag 0.1 luidt: Geef hieronder aan wat van toepassing is

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ik ben opdrachtgever/werkgever en wil iemand inhuren voor een klus voor mijn bedrijf. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 0.2”
  • Ik ben tussenpersoon en wil iemand inhuren om te plaatsen bij een “derde” waarvoor de werkzaamheden worden verricht (de feitelijke werkverschaffer). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Dit betreft de specifieke situatie van de bemiddelaar. De vragenlijst voor tussenkomst is nog niet gereed en maakt geen onderdeel uit van de pilot webmodule. U hoeft de vragenlijst niet verder in te vullen.”
  • Ik wil iemand inhuren via een tussenpersoon. Ik ben de feitelijke werkverschaffer. De tussenpersoon sluit de overeenkomst af. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “De webmodule is op deze situatie niet van toepassing, omdat u geen arbeidsrelatie aangaat. De webmodule geeft uitsluitend een oordeel over de aard van een arbeidsrelatie . U hoeft de vragenlijst niet verder in te vullen.”
  • Ik ben bemiddelaar.  Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “De webmodule is op deze situatie niet van toepassing, omdat u geen arbeidsrelatie aangaat. De webmodule geeft uitsluitend een oordeel over de aard van een arbeidsrelatie. U hoeft de vragenlijst niet verder in te vullen.”
  • Ik ben degene die wordt ingehuurd.  Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Voor u is de webmodule niet. Als u wilt weten of u zich mogelijk kwalificeert als ondernemer dan kunt u terecht bij de ondernemerscheck. U hoeft de vragenlijst niet verder in te vullen.”
  • Ik ben van een externe partij (branchevereniging, beroepsvereniging, adviseurspraktijk, enz) en wil kijken hoe de webmodule werkt. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “De webmodule vraagt naar elementen die een rol spelen bij de beoordeling van een specifieke arbeidsrelatie. Een klus die niet voldoende specifiek is, kan ervoor zorgen dat u niet de gehele vragenlijst correct kunt invullen en geen uitslag of een verkeerde uitslag krijgt. Ga naar vraag 1.1”
  • Anders, namelijk [open tekstveld]. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “De webmodule vraagt naar elementen die een rol spelen bij de beoordeling van een specifieke arbeidsrelatie. Een klus die niet voldoende specifiek is, kan ervoor zorgen dat u niet de gehele vragenlijst correct kunt invullen en geen uitslag of een verkeerde uitslag krijgt. Ga naar vraag 1.1”

Vraag 0.2 luidt: Vult u de webmodule in voor een specifieke klus waar u iemand voor wilt inhuren of al heeft ingehuurd?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, het gaat om een specifieke klus
  • Nee, het gaat niet om een specifieke klus. Ik ben echter benieuwd hoe de webmodule werkt. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “De webmodule vraagt naar elementen die een rol spelen bij de beoordeling van een specifieke arbeidsrelatie. Een klus die niet voldoende specifiek is, kan ervoor zorgen dat u niet de gehele vragenlijst correct kunt invullen en geen uitslag of een verkeerde uitslag krijgt.”
  • Nee, ik vul de webmodule in om voor een bepaalde bestaande dienstbetrekking na te gaan onder welke condities de werkzaamheden buiten dienstbetrekking kunnen worden uitgevoerd.

Vraag 0.3 luidt: In welke sector is uw organisatie ingedeeld?

 De mogelijke antwoorden zijn:

  • Landbouw, tuinbouw en visserij
  • Winning van delfstoffen
  • Voedings- en genotmiddelenindustrie
  • Hout- en meubelindustrie
  • Metaal-, machine- en elektrotechnische industrie
  • Overige industrie
  • Bouwnijverheid\bouwinstallatie
  • Nutsbedrijven
  • Groot- en tussenhandel – Non food
  • Groot- en tussenhandel – Food
  • Detailhandel – Non Food
  • Detailhandel – Food
  • Horeca en toerisme
  • Reparatie voor gebruiksgoederen
  • Transportbedrijven, opslagbedrijven en communicatiebedrijven
  • Banken\verzekeringsmaatschappijen\effectenhandel
  • Zakelijke dienstverlening
  • Persoonlijke dienstverlening
  • Verhuurbedrijven
  • Openbaar bestuur\overheidsinstelling
  • Gezondheidszorg\maatschappelijke dienstverlening
  • Kunst en cultuur
  • Woningcorporaties
  • Onderwijsinstelling
  • Autohandel
  • Sport en recreatie
  • Stichtingen en verenigingen
  • Anders, ..[open tekstveld]

Vraag 0.4 luidt: Hoeveel medewerkers heeft u op dit moment in loondienst?

 De mogelijke antwoorden zijn:

  • Geen
  • 1 t/m 9 werknemers
  • 10 t/m 49 werknemers
  • 50 t/m 99 werknemers
  • 100 t/m 249 werknemers
  • 250 t/m 499 werknemers
  • 500 werknemers of meer

Vraag 0.5 luidt: Hoeveel zelfstandigen huurt u gemiddeld per jaar in?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Geen
  • 1 t/m 9 zelfstandigen
  • 10 t/m 49 zelfstandigen
  • 50 t/m 99 zelfstandigen
  • 100 t/m 249 zelfstandigen
  • 250 t/m 499 zelfstandigen
  • 500 zelfstandigen of meer

Vraag 1.7 luidt: Sluit u met de opdrachtnemer een overeenkomst tot aanneming van werk?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar blok 3 aanneming van werk”
  • Nee. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 1.8”

Ter toelichting: bij aanneming van werk spreekt de opdrachtnemer (aannemer) met de opdrachtgever af dat een werk van stoffelijke aard tot stand gebracht zal worden tegen een vergoeding. Kenmerkend aan aanneming van werk is dat de aannemer verantwoordelijk is voor de uitvoering en oplevering van het werk. De aannemer draagt hiervoor ook het risico. Draagt de aannemer niet deze verantwoordelijkheid en dit risico, dan zal er geen sprake zijn van aanneming van werk.

Bij aanneming van werk is altijd sprake van een resultaatsverplichting. Ofwel: er is sprake van een vooraf afgesproken resultaat. De aannemer moet het afgesproken resultaat opleveren.

Vraag 1.8 luidt: Is een van de volgende situaties van toepassing op uw relatie met de opdrachtnemer?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • De opdrachtnemer verricht werkzaamheden als vrijwilliger voor een sportorganisatie of een non-profitorganisatie/ANBI.  Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 1.9”
  • De opdrachtnemer verricht werkzaamheden als agent of subagent (ofwel tussenpersonen die bemiddelen bij het tot stand komen van overeenkomsten tussen personen die zij bezoeken en hun opdrachtgever). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Einde vragenlijst. Op basis van de door u gegeven antwoorden is er mogelijk sprake van een fictieve dienstbetrekking. Wanneer er sprake is van een fictieve dienstbetrekking, moet u loonheffingen inhouden en betalen.”
  • De opdrachtnemer wordt aangetrokken als bestuurder van een organisatie. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Einde vragenlijst. Op basis van de door u gegeven antwoorden is er mogelijk sprake van een fictieve dienstbetrekking. Wanneer er sprake is van een fictieve dienstbetrekking, moet u loonheffingen inhouden en betalen.”
  • De opdrachtnemer wordt ingehuurd als commissaris.  Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Einde vragenlijst. Op basis van de door u gegeven antwoorden lijkt het erop dat sprake is van een overeenkomst van opdracht.”
  • De opdrachtnemer verricht werkzaamheden als leerling of stagiair (Het gaat om een leerling of stagiair die hoofdzakelijk werkzaam is om vakbekwaamheid op te doen, en waarbij het leeraspect voorop staat). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Einde vragenlijst. Op basis van de door u gegeven antwoorden is er mogelijk sprake van een fictieve dienstbetrekking. Wanneer er sprake is van een fictieve dienstbetrekking, moet u loonheffingen inhouden en betalen.”
  • De opdrachtnemer is een sekswerker. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Einde vragenlijst. Op basis van de door u gegeven antwoorden is er mogelijk sprake van een fictieve dienstbetrekking. Wanneer er sprake is van een fictieve dienstbetrekking, moet u loonheffingen inhouden en betalen.”
  • De opdrachtnemer heeft een aanmerkelijk belang in uw bedrijf. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Einde vragenlijst. Op basis van de door u gegeven antwoorden is er mogelijk sprake van een fictieve dienstbetrekking. Wanneer er sprake is van een fictieve dienstbetrekking, moet u loonheffingen inhouden en betalen.”
  • De opdrachtnemer is een meewerkend kind (een kind dat 15 jaar of ouder is en meewerkt in de onderneming van zijn of haar ouder(s), maar niet werkzaam is onder dezelfde arbeidsvoorwaarden als andere werknemers. De familierelatie in de arbeidsrelatie tussen ouder(s) en kind overheerst en het kind geniet geen winst uit de onderneming van zijn of haar ouder(s)). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Einde vragenlijst. Op basis van de door u gegeven antwoorden is er mogelijk sprake van een fictieve dienstbetrekking. Wanneer er sprake is van een fictieve dienstbetrekking, moet u loonheffingen inhouden en betalen.”
  • De opdrachtnemer is een artiest. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 1.10”
  • De opdrachtnemer is een beroepssporter. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Einde vragenlijst. Op basis van de door u gegeven antwoorden is er mogelijk sprake van een fictieve dienstbetrekking. Wanneer er sprake is van een fictieve dienstbetrekking, moet u loonheffingen inhouden en betalen.”
  • De opdrachtnemer is een thuiswerker (een thuiswerker is een opdrachtnemer die de werkzaamheden niet in het bedrijf van de opdrachtgever, maar elders, bijvoorbeeld thuis, verricht. De thuiswerker kan de werkzaamheden alleen of met hulp van anderen uitvoeren. De thuiswerker is geen werknemer die een echte of fictieve dienstbetrekking heeft en (soms) thuis werkt. Een thuiswerker is iemand die alleen thuis werkt en het werk niet uitbesteedt. Een thuiswerker heeft geen eigen bedrijf.). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 1.11”
  • Geen van bovenstaande situaties is van toepassing. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 1.11”

Ter toelichting: voor een aantal situaties is bij wet bepaald dat sprake is van een fictieve dienstbetrekking. Zo’n dienstbetrekking is geen arbeidsovereenkomst, maar de arbeidsrelatie wordt voor het inhouden en betalen van loonheffingen hetzelfde behandeld als een arbeidsovereenkomst. Wanneer sprake is van een fictieve dienstbetrekking, moeten loonheffingen ingehouden en afgedragen worden.

Een aantal fictieve dienstbetrekkingen staan hierboven. Het is van belang om bij vraag 1.8 aan te geven of één van deze situaties aan de orde is.

Vraag 1.9 luidt: Wordt voldaan aan de voorwaarden voor de vrijwilligersregeling?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, er wordt voldaan aan de voorwaarden voor de vrijwilligersregeling.  Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Einde vragenlijst. Op basis van de door u gegeven antwoorden lijkt het erop dat sprake is van een overeenkomst van opdracht.”
  • Nee, er wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor de vrijwilligersregeling. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 1.12”

Ter toelichting: de vrijwilligersregeling stelt voorwaarden aan de hoogte van de vrijwilligersvergoeding. De vergoedingen of verstrekkingen die een vrijwilliger ontvangt, mogen niet meer bedragen dan € 180 per maand en € 1.800 per kalenderjaar. Als de opdrachtgever binnen deze maximumbedragen iemand een vergoeding of verstrekking per uur betaalt, dan beschouwt de Belastingdienst in 2021 een uurvergoeding van maximaal € 5,00 (of € 2,75 voor een vrijwilliger jonger dan 21 jaar) als vrijwilligersvergoeding. Bij een betaling per activiteit moet de vergoeding worden omgerekend naar een vergoeding per uur.

Als de uurvergoeding aan bovenstaande criteria voldoet, dan hoeft de opdrachtgever geen loonheffingen in te houden en af te dragen. Ook  hoeft de opdrachtgever dan geen urenadministratie bij te houden.

Vraag 1.10 luidt: Bent u met de opdrachtnemer schriftelijk en vóór de eerste betaling overeengekomen dat de artiestenregeling niet van toepassing is?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, we zijn dit overeengekomen.  Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.1 (blok 2)”
  • Nee, we zijn dit niet overeengekomen. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Einde vragenlijst. Op basis van de door u gegeven antwoorden is er mogelijk sprake van een fictieve dienstbetrekking. Wanneer er sprake is van een fictieve dienstbetrekking, moet u loonheffingen inhouden en betalen.”

Vraag 1.11 luidt: Bent u met de thuiswerker schriftelijk en vóór de eerste betaling overeengekomen dat de fictieve dienstbetrekking voor thuiswerkers niet van toepassing is?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, we zijn dit overeengekomen. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.1 (blok 2)”
  • Nee, we zijn dit niet overeengekomen. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Einde vragenlijst. Op basis van de door u gegeven antwoorden is er mogelijk sprake van een fictieve dienstbetrekking. Wanneer er sprake is van een fictieve dienstbetrekking, moet u loonheffingen inhouden en betalen.”

Vraag 1.12 luidt: Bent u met de opdrachtnemer schriftelijk en vóór de eerste betaling overeengekomen dat de fictieve dienstbetrekking voor gelijkgestelden niet van toepassing is?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, we zijn dit overeengekomen. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.1 (blok 2)”
  • Nee, we zijn dit niet overeengekomen. De opdrachtnemer is geen gelijkgestelde. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.1 (blok 2)”
  • Nee, de opdrachtnemer is een gelijkgestelde maar we zijn dit niet overeengekomen. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Einde vragenlijst. Op basis van de door u gegeven antwoorden is er mogelijk sprake van een fictieve dienstbetrekking. Wanneer er sprake is van een fictieve dienstbetrekking, moet u loonheffingen inhouden en betalen.”

Ter toelichting: een gelijkgestelde is een persoon die in maatschappelijk opzicht gelijk kan worden gesteld aan een werknemer die in dienstbetrekking werkt. Een gelijkgestelde heeft een fictieve dienstbetrekking met de opdrachtgever. Een gelijkgestelde voldoet aan de volgende eisen:

  • Het werk wordt persoonlijk uitgevoerd;
  • Voor het persoonlijk uitgevoerde werk wordt salaris ontvangen;
  • Het bruto salaris per week is doorgaans minimaal 40% van het wekelijkse wettelijk minimumloon;
  • Er wordt meestal op minimaal 2 dagen per week gewerkt;
  • De arbeidsrelatie is aangegaan voor onbepaalde tijd of voor een periode van minimaal 30 aangesloten dagen, waarbij het ook mogelijk is dat sprake is van twee arbeidsrelaties met dezelfde opdrachtgever die elkaar binnen een periode van 30 dagen opvolgen en die samen minimaal 30 aaneengesloten dagen duren;
  • De persoon die de werkzaamheden uitvoert is geen (hulp van een) aannemer van werk, (sub)agent, bestuurder van een coöperatie met werknemerszelfbestuur, commissaris, leerling, stagiair, meewerkend kind, (hulp van een) thuiswerker, topsporter met een A-status of uitzendkracht.

Een persoon is geen gelijkgestelde als hij of zij deel uitmaakt van een groep:

  • personen die zich vooral bezig houden met godsdienstige werkzaamheden, zoals dominees, priesters en imams;
  • auteurs of redacteurs die werken voor een uitgever, maar dit werk niet voor hun beroep doen;
  • bestuurders van verenigingen en stichtingen;
  • personen van wie de arbeidsrelatie vooral wordt bepaald door een familierelatie;
  • personen die zich voor de inkomstenbelasting kwalificeren als zelfstandig ondernemer;
  • personen die werken in de persoonlijke of huishoudelijke sfeer van de opdrachtgever.

Vragen van blok 2 – Standaard vragen

De vragen van blok 2 betreft standaard vragen. Dat wil zeggen dat de vragen zien op een standaard overeenkomst van opdracht. Ofwel geen overeenkomst van opdracht, die valt aan te merken als een overeenkomst tot aanneming van werk. Vanaf vraag 2.1 zijn de vragen in dit blok van belang voor de uitkomst van de webmodule. Per antwoord zal ik tussen haakjes steeds het te behalen aantal punten vermelden. De vragen 2.7, 2.8 en 2.9 horen bij elkaar. Daarbij zal ik dan ook niet per antwoord het te behalen aantal punten vermelden, maar gezamenlijk.

Vraag 2 luidt: Voor welke opdracht vraagt u de opdrachtgeversverklaring aan en welke werkzaamheden worden door de opdrachtnemer verricht?

Hier wordt gevraagd een beschrijving van de opdracht te geven. Deze vraag wordt gesteld als onderdeel van de evaluatie van de webmodule. Het antwoord is niet van belang voor de uitkomst van de webmodule.

Vraag 2.1 luidt: Wie bepaalt de inhoud van de overeenkomst?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ik, als opdrachtgever (5)
  • De opdrachtnemer (0)
  • We bepalen gezamenlijk de inhoud van de overeenkomst (0)

Ter toelichting:  als de opdrachtgever gebruik maakt van een (standaard) overeenkomst van opdracht waarbij er geen enkele ruimte is om (op onderdelen) hiervan in het voordeel van de opdrachtnemer af te wijken dan moet het eerste antwoord ofwel “Ik, als opdrachtgever” ingevuld worden.

Als de opdrachtnemer gebruik maakt van een (standaard) overeenkomst van opdracht waarbij er geen enkele ruimte is om (op onderdelen) hiervan in het voordeel van de opdrachtgever af te wijken dan moet het tweede antwoord ofwel “De opdrachtnemer” ingevuld worden.

Als de opdrachtgever en de opdrachtnemer samen de overeenkomst van opdracht opstellen en daarover onderhandelen, dan moet het derde antwoord ofwel “We bepalen gezamenlijk de inhoud van de overeenkomst” ingevuld worden.

Wordt gebruik gemaakt van een (standaard) raamovereenkomst, waarbij voor iedere opdracht een nadere invulling aan de betreffende opdracht wordt gegeven in de vorm van een opdracht(bevestiging) dan hangt het antwoord op bovenstaande vraag af van de inhoud van de opdracht(bevestiging).

Stelt de opdrachtgever die op en is er geen enkele ruimte om (op onderdelen) hiervan in het voordeel van de opdrachtnemer af te wijken dan vul je het eerste antwoord in. Wordt gebruik gemaakt van een opdracht(bevestiging) van de opdrachtnemer waarbij geen enkele ruimte is om in het voordeel van opdrachtgever af te wijken dan vul je het tweede antwoord in.

Vindt over de opdracht(bevestiging) onderhandeling plaats tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer of worden de bepalingen daarvan door de opdrachtgever en de opdrachtnemer gezamenlijk opgesteld, dan vul je het derde antwoord in.

Bedenk dat het bij deze vraag niet gaat om de hoogte van de beloning. Daarover gaat de volgende vraag.

Zoals blijkt uit het bovenstaande worden met de antwoorden dat de opdrachtnemer de inhoud van de overeenkomst van opdracht bepaalt en dat de opdrachtgever en de opdrachtnemer gezamenlijk de inhoud bepalen geen punten behaald en worden met het antwoord dat de opdrachtgever de inhoud van de overeenkomst van opdracht bepaalt 5 punten behaald.

Zoals hiervoor uiteengezet, geldt dat hoe minder punten worden behaald hoe groter de indicatie dat sprake is van een overeenkomst van opdracht. Dit in combinatie met bovengenoemde punten leidt tot de conclusie dat de Belastingdienst van mening is dat het laten bepalen van de inhoud van de overeenkomst van opdracht door de opdrachtnemer of de opdrachtgever en de opdrachtnemer samen meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan het laten bepalen van de inhoud van de overeenkomst van opdracht door de opdrachtgever.

Ervan uitgaande dat het gewenst is dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van opdracht is het dan ook raadzaam om de inhoud van de overeenkomst van opdracht niet te laten bepalen door de opdrachtgever, maar door de opdrachtnemer of de opdrachtgever en de opdrachtnemer samen.

Vraag 2.2 luidt: Wie bepaalt de hoogte van de beloning van de werkzaamheden?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ik, als opdrachtgever (5)
  • De opdrachtnemer (0)
  • We bepalen dit in onderling overleg (0)

Ter toelichting:  als de opdrachtgever de hoogte van de beloning bepaalt en de opdrachtnemer kan alleen kiezen dit te accepteren of anders de opdracht niet te krijgen, dan kies je voor antwoord 1 “Ik, als opdrachtgever”.

Wanneer de opdrachtnemer aangeeft voor welke beloning de bereidheid bestaat om de opdracht uit te voeren en de opdrachtgever dit kan accepteren of dat anders de opdrachtnemer de opdracht niet uitvoert, dan kies je voor het tweede antwoord “De opdrachtnemer”.

Als de opdrachtgever en de opdrachtnemer onderhandelen over de beloning of als de beloning wettelijk is bepaald, dan kies je voor het derde antwoord “We bepalen dit in onderling overleg”.

Zoals blijkt uit het bovenstaande worden met de antwoorden dat de opdrachtnemer de beloning bepaalt en dat de opdrachtgever en de opdrachtnemer gezamenlijk de beloning bepalen geen punten behaald en worden met het antwoord dat de opdrachtgever de beloning bepaalt 5 punten behaald.

Oftewel de Belastingdienst is van mening dat het laten bepalen van de beloning door de opdrachtnemer of de opdrachtgever en de opdrachtnemer samen meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan het laten bepalen van de beloning door de opdrachtgever.

Als het gewenst is dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van opdracht is het dan ook raadzaam om de beloning niet te laten bepalen door de opdrachtgever, maar door de opdrachtnemer of de opdrachtgever en de opdrachtnemer samen.

Vraag 2.3 luidt: Wat brengt de opdrachtnemer bij u in rekening?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Een afgesproken totaalbedrag al dan niet betaald in termijnen (0)
  • Een afgesproken uurtarief/dagtarief (0)
  • Een afgesproken stukprijs (0)
  • Een afgesproken vast periodiek bedrag (5)

Oftewel met de antwoorden dat de opdrachtnemer een afgesproken totaalbedrag, een afgesproken uurtarief/dagtarief of een afgesproken stukprijs in rekening brengt worden geen punten behaald, terwijl met het antwoord dat de opdrachtnemer een afgesproken vast periodiek bedrag in rekening brengt 5 punten worden behaald.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat het in rekening brengen door de opdrachtnemer van een afgesproken totaalbedrag, een afgesproken uurtarief/dagtarief of een afgesproken stukprijs meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan het door de opdrachtnemer in rekening brengen van een afgesproken vast periodiek bedrag.

Is het de bedoeling dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van opdracht dan is het dus raadzaam een totaalbedrag, uurtarief/dagtarief of stuksprijs af te spreken en geen vast periodiek bedrag.

Vraag 2.4 luidt: Krijgt de opdrachtnemer doorbetaald voor de periode waarin hij geen werkzaamheden verricht?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, de beloning wordt doorbetaald (10)
  • Ja, de beloning wordt alleen voor een beperkte periode doorbetaald (5)
  • Nee, de beloning wordt gedurende deze periode niet doorbetaald (0)
  • Er is een totaalbedrag afgesproken dat wordt doorbetaald (0)

Ter toelichting: de vraag ziet op al dan niet betaling van de beloning wanneer de opdrachtnemer geen werkzaamheden voor de opdrachtgever verricht, bijvoorbeeld omdat er tijdelijk geen werk voorhanden is of de opdrachtnemer arbeidsongeschikt is.

Zoals blijkt uit het bovenstaande worden met de antwoorden dat er een totaalbedrag is afgesproken en dat de beloning niet wordt doorbetaald voor de periode waarin de opdrachtnemer geen werkzaamheden verricht geen punten behaald, worden met het antwoord  dat de beloning alleen voor een beperkte periode niet wordt doorbetaald 5 punten behaald en worden met het antwoord dat de beloning wordt doorbetaald voor de periode waarin de opdrachtnemer geen werkzaamheden verricht 10 punten behaald.

Oftewel de Belastingdienst is van mening dat een afgesproken totaalbedrag of dat de opdrachtnemer niet wordt doorbetaald voor de periode waarin de opdrachtnemer geen werkzaamheden verricht meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan het (voor een beperkte periode) doorbetalen van de beloning aan de opdrachtnemer.

Ervan uitgaande dat het gewenst is dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van opdracht is het dan ook raadzaam een totaalbedrag af te spreken of af te spreken dat de beloning niet wordt doorbetaald voor de periode dat de opdrachtnemer geen werkzaamheden verricht. Is dit geen optie, dan is het beter om af te spreken dat de doorbetaling gedurende een beperkte periode zal plaatsvinden dan dat deze zal plaatsvinden gedurende de volledige periode dat geen werkzaamheden worden verricht.

Vraag 2.5 luidt: Brengt de opdrachtnemer voor deze opdracht btw in rekening?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (0)
  • Nee (5)
  • Voor deze opdracht hoeft de opdrachtnemer geen btw in rekening te brengen (0)

Oftewel met de antwoorden dat de opdrachtnemer btw voor de opdracht in rekening brengt en dat de opdrachtnemer voor de opdracht geen btw in rekening hoeft te brengen worden geen punten behaald, terwijl met het antwoord dat de opdrachtnemer voor de opdracht geen btw geen in rekening brengt 5 punten worden behaald.

De Belastingdienst is dus van mening dat het door de opdrachtnemer in rekening brengen van btw of het niet door de opdrachtnemer in rekening te hoeven brengen van btw meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan het door de opdrachtnemer niet in rekening brengen van btw.

Als het gewenst is dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van opdracht is het dan ook raadzaam om te bezien of de opdrachtnemer voor de opdracht btw in rekening moet brengen en als dat zo is, de opdrachtnemer  btw in rekening te laten brengen.

Vraag 2.6 luidt: Is de opdrachtnemer ingeschreven bij de Kamer van Koophandel?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (0)
  • Nee (5)

Kortom: met het antwoord dat de opdrachtnemer is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel worden geen punten behaald, terwijl met het antwoord dat de opdrachtnemer niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel 5 punten worden behaald.

Daaruit kun je opmaken dat de Belastingdienst van mening is dat het door de opdrachtnemer ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan het door de opdrachtnemer niet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel.

Als het de bedoeling is dat de overeenkomst kwalificeert als overeenkomst van opdracht is het dan ook raadzaam dat de opdrachtnemer is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Vraag 2.7 luidt: Wat is de omvang van de werkzaamheden (gemiddeld) in uren per week?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Meer dan 0 uur, maar niet meer dan 4 uur
  • Meer dan 4 uur, maar niet meer dan 16 uur
  • Meer dan 16 uur, maar niet meer dan 24 uur
  • Meer dan 24 uur, maar niet meer dan 32 uur
  • Meer dan 32 uur

Vraag 2.8 luidt: Voor hoe lang wordt de opdracht aangegaan?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Meer dan 0 maanden, maar niet meer dan 3 maanden. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.10”
  • Meer dan 3 maanden, maar niet meer dan 6 maanden. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.10”
  • Meer dan 6 maanden, maar niet meer dan 12 maanden. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.10”
  • Meer dan 12 maanden, maar niet meer dan 24 maanden. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.10”
  • Meer dan 24 maanden. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.10”
  • De overeenkomst eindigt als de opdracht is voltooid. Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.9”

Vraag 2.9 luidt: Hoe lang duurt het – naar uw inschatting – voordat de opdracht is voltooid, gerekend vanaf de start?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Meer dan 0 maanden, maar niet meer dan 3 maanden
  • Meer dan 3 maanden, maar niet meer dan 6 maanden
  • Meer dan 6 maanden, maar niet meer dan 12 maanden
  • Meer dan 12 maanden, maar niet meer dan 24 maanden
  • Meer dan 24 maanden

Ter toelichting: Als je bij vraag 2.8 het laatste antwoord hebt ingevuld, dan moet je een inschatting geven van de te verwachten duur van de opdracht.

De antwoorden op de vragen 2.7 en 2.8 worden samengenomen of – als bij vraag 2.8 het laatste antwoord is ingevuld – de antwoorden op de vragen 2.7 en 2.9. Uit onderstaande tabel blijkt dan welke punten worden toegekend.

Uit bovenstaande tabel blijkt dat hoe korter de opdracht duurt en hoe minder uren per week gemiddeld wordt gewerkt hoe minder punten worden behaald en hoe langer de opdracht duurt en hoe meer uren per week gemiddeld wordt gewerkt, hoe meer punten worden behaald.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat een kortere opdracht en een opdracht voor weinig uren per week meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan een langere opdracht en een opdracht voor veel uren per week.

Om zoveel als mogelijk ervoor te zorgen dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van opdracht is het raadzaam om de opdracht voor een zo kort mogelijke periode aan te gaan en voor zo min mogelijk aantal uren per week.

Vraag 2.10 luidt: Heeft de opdrachtnemer in de afgelopen 6 maanden voorafgaand aan deze opdracht bij u soortgelijk werk verricht?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, als opdrachtnemer (5)
  • Ja, in loondienst (10)
  • Nee (0)

Ter toelichting: het gaat hier om de vraag of de opdrachtnemer in de zes maanden voorafgaand aan de opdracht waarvoor de webmodule wordt ingevuld, soortgelijk werk heeft verricht. Als de opdrachtnemer in die periode wel werkzaamheden heeft verricht voor de opdrachtgever, maar dit betrof geen soortgelijk werk, dan is het antwoord “Nee”.

Heeft de opdrachtnemer wel soortgelijk werk verricht maar is dat – bezien vanaf het moment waarvoor de opdracht is of wordt gestart, waarvoor de webmodule wordt ingevuld – meer dan zes maanden geleden, dan is het antwoord eveneens “Nee”.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als de opdrachtnemer in de zes maanden voorafgaand aan de opdracht waarvoor de webmodule wordt ingevuld geen soortgelijk heeft verricht, dat 5 punten worden behaald als de opdrachtnemer in die periode soortgelijke werkzaamheden heeft verricht als opdrachtnemer en dat 10 punten worden behaald als die werkzaamheden werden verricht in loondienst.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat het in de zes maanden voorafgaand aan de opdracht niet verrichten van soortgelijke werkzaamheden voor de opdrachtgever meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan het ook in die periode verrichten van dergelijke werkzaamheden, waarbij het verrichten van die werkzaamheden in loondienst het minst wijzen richting een overeenkomst van opdracht.

Met andere woorden: een overeenkomst van opdracht aangaan met een voormalige werknemer, die niet meer dan zes maanden uit dienst is, bergt een groter risico in zich dat de overeenkomst niet zal kwalificeren als een overeenkomst van opdracht. Wanneer twee keer een overeenkomst van opdracht wordt aangegaan met dezelfde opdrachtnemer, waarbij tussen de twee overeenkomsten een periode is gelegen van maximaal zes maanden, is het risico ook groter dat de overeenkomst niet wordt aangemerkt als een overeenkomst van opdracht.

Voor dat laatste geldt dat het – als dat mogelijk is – wellicht beter is om een overeenkomst voor een langere duur aan te gaan ondanks de omstandigheid dat dit – zoals blijkt uit het antwoord op voorgaande vraag – over het algemeen ook het risico vergroot dat geen overeenkomst van opdracht wordt aangenomen, namelijk vanwege de langere duur van de overeenkomst en het aantal punten dat daarmee wordt behaald.

Vraag 2.11 luidt: Mag de opdrachtnemer zonder uw toestemming de werkzaamheden door iemand anders laten uitvoeren?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Nee, de opdrachtnemer mag zich alleen met mijn toestemming laten vervangen (10). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.13”
  • Ja, maar de opdrachtnemer moet wel uit een groep mensen komen, die mij als opdrachtgever bekend is (10) . Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.13”
  • Ja, maar de opdrachtnemer moet mij wel informeren door wie hij zich laat vervangen (bijvoorbeeld in verband met toegang tot mijn bedrijfsterrein). Ik mag de vervanger niet weigeren (0). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.12”
  • Ja, maar de opdrachtnemer moet mij wel informeren zodat ik kan vaststellen of de vervanger beschikt over de voor het verrichten van de werkzaamheden vereiste beroepsspecifieke vergunningen en certificaten, registratie in een kwaliteits- of beroepsregister of VOG (0).  Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.12”
  • Ja, de opdrachtnemer mag zich zonder mijn toestemming laten vervangen en hoeft mij hierover niet te informeren (0). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.13”

Ter toelichting: bij deze vraag gaat het er om vast te stellen of sprake is van vrije vervanging. Daarvan is in ieder geval sprake als de opdrachtnemer zich zonder de toestemming van de opdrachtgever door een willekeurige derde mag laten vervangen.

Ook is hiervan sprake als de opdrachtnemer de opdrachtgever wel moet informeren wie de vervanger is, maar de opdrachtgever de vervanger niet mag weigeren. Een bijzondere situatie is aan de orde als de opdrachtgever en de opdrachtnemer vooraf afspreken aan welke objectieve criteria die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden, zoals beroepsspecifieke vergunningen en certificaten, registratie in kwaliteits- of beroepsregister of verklaring omtrent gedrag, dient te worden voldaan.

Voldoet de vervanger niet aan deze objectieve criteria dan mag de opdrachtgever de vervanger weigeren en is nog steeds sprake van vrije vervanging. Voldoet de vervanger wel aan deze objectieve criteria dan mag de opdrachtgever hem of haar niet weigeren.De afspraak dat de opdrachtnemer zich vrij mag laten vervangen, mag niet slechts een papieren werkelijkheid zijn. Als specifieke persoonlijke kwaliteiten van de opdrachtnemer belangrijk zijn voor de uitvoering van de opdracht of de opdrachtgever specifieke eisen stelt aan de manier waarop de opdracht wordt uitgevoerd, dan is het mogelijk dat niet gesproken kan worden van vrije vervanging.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als de opdrachtnemer zich zonder toestemming mag laten vervangen:

  • en de opdrachtgever daarover niet hoeft te informeren;
  • maar de opdrachtnemer de opdrachtgever wel moet informeren zodat de opdrachtgever kan vaststellen of de vervanger beschikt over de voor het verrichten van de werkzaamheden vereiste beroepsspecifieke vergunningen en certificaten, registratie in een kwaliteits- of beroepsregister of verklaring omtrent gedrag;
  • maar de opdrachtnemer de opdrachtgever wel moet informeren door wie hij of zij zich laat vervangen (bijvoorbeeld in verband met toegang tot het bedrijfsterrein van de opdrachtgever) en de opdrachtgever de vervanger niet mag weigeren.

Verder blijkt uit het bovenstaande dat 10 punten worden behaald als vervanging slechts met toestemming van de opdrachtgever mogelijk is of de vervanger uit een groep van mensen moet komen waarmee de opdrachtgever bekend is.

Kortom: de Belastingdienst is van mening dat de omstandigheid dat de opdrachtnemer zich zonder toestemming mag laten vervangen meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtnemer zich niet zonder toestemming mag laten vervangen of zich slechts mag laten vervangen door iemand uit een groep met mensen waarmee de opdrachtgever bekend is.

Oftewel: als je wilt dat de overeenkomst zoveel als mogelijk kwalificeert als een overeenkomst van opdracht, dan is het raadzaam om af te spreken dat de opdrachtnemer zich zonder toestemming mag laten vervangen. Eventueel kan daaraan worden toegevoegd dat de opdrachtnemer de opdrachtgever wel moet informeren door wie hij of zij zich laat vervangen.

Als voor het verrichten van de werkzaamheden beroepsspecifieke vergunningen en certificaten, registratie in een kwaliteits- of beroepsregister of verklaring omtrent gedrag is vereist, kan worden opgenomen dat de opdrachtgever in de gelegenheid gesteld moet worden om vast te stellen of de vervanger daarover beschikt en dat als dit niet het geval blijkt te zijn dat de opdrachtgever de vervanger dan mag weigeren. Is van een dergelijk vereiste geen sprake dan mag de opdrachtgever de vervanger niet weigeren. Het is raadzaam dat op te nemen in de overeenkomst van opdracht.

Vraag 2.12 luidt: Gaat u bij vervanging een overeenkomst aan met de vervanger?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (10)
  • Nee (0)

Ter toelichting: om sprake te laten zijn van daadwerkelijke vrije vervanging is van belang dat de opdrachtnemer verantwoordelijk blijft voor een correcte uitvoering van de opdracht.  De overeenkomst van opdracht met de opdrachtnemer verandert dus niet op het moment dat de opdrachtnemer zich laat vervangen. De opdrachtgever gaat – in het geval sprake is van daadwerkelijke vrije vervanging – dan ook geen overeenkomst van opdracht aan met de vervanger. De opdrachtnemer maak afspraken met de vervanger over de voorwaarden waaronder de vervanging plaatsvindt, waaronder de financiële vergoeding die de vervanger hiervoor ontvangt.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als de opdrachtgever geen overeenkomst aangaat met de vervanger van de opdrachtnemer en dat 10 punten worden behaald als de opdrachtgever wel een overeenkomst aangaat met de vervanger van de opdrachtnemer.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat het niet door de opdrachtgever aangaan van een overeenkomst met de vervanger van de opdrachtnemer meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan het door de opdrachtgever aangaan van een overeenkomst met die vervanger.

Met andere woorden: als het gewenst is dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van opdracht dan is het raadzaam af te spreken dat de opdrachtgever geen overeenkomst met de vervanger van de opdrachtnemer aangaat, maar dat de opdrachtnemer hiervoor zelf zorg draagt.

Vraag 2.13 luidt: Wordt de opdrachtnemer ingezet in een van de volgende situaties?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Vervanging van een zieke medewerker (10)
  • Het opvullen van een openstaande (tijdelijke) vacature (10)
  • Het opvangen van piekwerkzaamheden (tijdelijk extra drukke periode) (10)
  • Incidentele werkzaamheden, waarvoor de specialistische kennis niet in mijn organisatie aanwezig is (0)
  • Geen van bovenstaande (0)

Uit het bovenstaande blijkt dat 10 punten worden behaald als de opdrachtnemer wordt ingezet ter vervanging van een zieke medewerker, het opvullen van een (tijdelijke) vacature en het opvangen van piekwerkzaamheden en dat geen punten worden behaald als hiervan geen sprake is of sprake is van incidentele werkzaamheden, waarvoor de specialistische kennis niet in de organisatie van de opdrachtgever aanwezig is.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat het verrichten van incidentele werkzaamheden, waarvoor de specialistische kennis niet in de organisatie van de opdrachtgever aanwezig is en het inzetten van de opdrachtnemer voor andere situaties dan ter vervanging van een zieke medewerker, het opvullen van een (tijdelijke) vacature of het opvangen van piekwerkzaamheden meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan het inzetten van de opdrachtnemer ter vervanging van een zieke medewerker, het opvullen van een (tijdelijke) vacature of het opvangen van piekwerkzaamheden.

Als het de bedoeling is dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van opdracht, dan verdient het dus de voorkeur dat de opdrachtnemer wordt ingezet voor andere situaties dan ter vervanging van een zieke medewerker, het opvullen van een (tijdelijke) vacature of het opvangen van piekwerkzaamheden.

Vraag 2.14 luidt: Voert de opdrachtnemer werkzaamheden uit die een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van uw organisatie?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, de werkzaamheden zijn een wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering van mijn organisatie (10)
  • Nee (0)

Ter toelichting: de werkzaamheden die de opdrachtnemer uitvoert, vormen een wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering van de organisatie van de opdrachtgever als de werkzaamheden tot de core business van de opdrachtgever behoren.  Een advocaat die als opdrachtnemer werkzaamheden verricht voor een advocatenkantoor voert bijvoorbeeld werkzaamheden uit die een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van het advocatenkantoor.

Een schilder die het pand schildert waarin het advocatenkantoor kantoor houdt, houdt zich niet bezig met werkzaamheden die een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van het advocatenkantoor.

Ook werkzaamheden, die niet behoren tot de core business, kunnen een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van de organisatie. Dat betreft bijvoorbeeld marketing & sales. De opdrachtgever zal in dat geval toezicht en/of controle willen uitoefenen op de manier waarop de opdrachtnemer de werkzaamheden uitoefent.

Werkzaamheden die geen wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van de organisatie van de opdrachtgever betreft vaak incidentele werkzaamheden en/of kortdurende werkzaamheden, waarvoor specifieke deskundigheid is vereist, die de opdrachtgever niet in huis heeft.

Uit het bovenstaande blijkt dat 10 punten worden behaald als de opdrachtnemer werkzaamheden uitvoert die een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van de organisatie van de opdrachtgever en dat geen punten worden behaald als hiervan geen sprake.

Kortom: de Belastingdienst is van mening dat het door de opdrachtnemer niet uitvoeren van werkzaamheden die een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtnemer die werkzaamheden wel verricht.

Voor wat betreft de kwalificatie van de overeenkomst als een overeenkomst van opdracht of niet geldt dat je over het algemeen geen invloed hebt op de omstandigheid of de werkzaamheden die de opdrachtnemer uitvoert een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van je organisatie.

Vraag 2.15 luidt: Heeft u de mogelijkheid om aanwijzingen of instructies te geven met betrekking tot de wijze van uitvoering van de werkzaamheden en is de opdrachtnemer verplicht deze op te volgen?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (10)
  • Nee (0)

Ter toelichting: bij de beantwoording van deze vraag gaat het specifiek om aanwijzingen en/of instructies die zien op hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd. Niet over het resultaat van de opdracht. Oftewel of de opdrachtgever invloed heeft op hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.

Of de opdrachtgever ook echt aanwijzingen en/of instructies geeft aan de opdrachtnemer is niet doorslaggevend. Het gaat erom dat de opdrachtgever deze kan geven. Bovenstaande vraag moet ook met “Ja” worden beantwoord als het werk dusdanig eenvoudig is dat aanwijzingen en/of instructies nagenoeg niet nodig zijn of de opdrachtnemer dusdanig bekwaam is dat aanwijzingen en/of instructies nagenoeg niet nodig zijn.

Uit het bovenstaande blijkt dat 10 punten worden behaald als de opdrachtgever de mogelijkheid heeft om aanwijzingen of instructies te geven met betrekking tot de wijze van uitvoering van de werkzaamheden en de opdrachtnemer verplicht is deze op te volgen en dat geen punten worden behaald als hiervan geen sprake.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat het door de opdrachtnemer niet hoeven op te volgen van aanwijzingen of instructies van de opdrachtgever met betrekking tot de wijze van uitvoering van de werkzaamheden meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtnemer die aanwijzingen en instructies wel moet opvolgen.

Voor de vraag of de overeenkomst al dan niet kwalificeert als een overeenkomst van opdracht verdient het dan ook de voorkeur dat de opdrachtnemer geen aanwijzingen of instructies van de opdrachtgever met betrekking tot de wijze van uitvoering van de werkzaamheden hoeft op te volgen.

Vraag 2.16 luidt: Geeft de opdrachtnemer leiding aan werknemers of andere werkenden binnen uw organisatie?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (5)
  • Nee (0)

Ter toelichting: de vraag is of de werkzaamheden van de opdrachtnemer (mede) betrekking hebben op het geven van leiding aan werknemers van de opdrachtgever of andere mensen, die werkzaamheden verrichten voor de opdrachtgever. Als de opdrachtnemer werkzaamheden verricht als manager, teamleider of voorman, is het antwoord op deze vraag “Ja”.

Het betreft leiding waarbij de aanwijzingen en instructies opgevolgd moeten worden. Het ziet dus niet op overleg in het kader van samenwerking. Verder ziet de vraag niet op leiding die de opdrachtnemer geeft aan werknemers van zijn of haar eigen onderneming of andere mensen, die werkzaamheden verrichten voor zijn of haar eigen onderneming.

Uit het bovenstaande blijkt dat 5 punten worden behaald als de opdrachtnemer leiding geeft aan werknemers of andere werkenden binnen de organisatie van de opdrachtgever en dat geen punten worden behaald als hiervan geen sprake.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat het door de opdrachtnemer niet hoeven geven van leiding aan werknemers of andere werkenden binnen de organisatie van de opdrachtgever meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtnemer die leiding wel geeft.

Wanneer het gewenst is dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van opdracht is het raadzaam om er zoveel als mogelijk voor te zorgen dat de opdrachtnemer geen leiding hoeft te geven.

Vraag 2.17 luidt: Heeft de opdrachtnemer een specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in uw organisatie niet aanwezig is, en die noodzakelijk is voor de uitvoering van de opdracht?

  • Ja (0)
  • Nee, dit is ook in mijn organisatie aanwezig (10)

Ter toelichting: als de specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden van de opdrachtnemer wel in de organisatie van de opdrachtgever aanwezig is, maar niet beschikbaar is omdat degene die daarover beschikt niet beschikbaar is, dan moet toch worden ingevuld “Nee, dit is ook in mijn organisatie aanwezig”. Dat de betreffende specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden niet beschikbaar is, brengt geen verandering in de omstandigheid dat dit wel aanwezig is in de organisatie van de opdrachtgever.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als de opdrachtnemer beschikt over specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie van de opdrachtgever niet aanwezig is, en die noodzakelijk is voor de uitvoering van de overeenkomst van opdracht en dat 10 punten worden behaald als hiervan geen sprake.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat als de opdrachtnemer beschikt over specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie van de opdrachtgever niet aanwezig is, en die noodzakelijk is voor de uitvoering van de overeenkomst van opdracht dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer hiervan geen sprake is.

Over het algemeen is het moeilijk te beïnvloeden of de specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden aanwezig is in de organisatie.

Vraag 2.18 luidt: Zijn bij uw organisatie werknemers werkzaam die soortgelijke werkzaamheden verrichten?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (0). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.19”
  • Nee, op dit moment niet. Maar wel in de zes maanden voorafgaand aan deze opdracht (0). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.19”
  • Nee (0). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.23”

Oftewel: met geen van de antwoorden, worden punten behaald.

Vraag 2.19 luidt: De werkzaamheden worden of werden ook verricht door uw werknemers. Welke stelling is juist?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • De werkzaamheden zijn hoofdzakelijk vergelijkbaar (10)
  • De werkzaamheden zijn hoofdzakelijk niet vergelijkbaar (0)
  • De werkzaamheden zijn deels wel en deels niet vergelijkbaar (5)

Ter toelichting: voor beantwoording van deze vraag is van belang in welke mate de werkzaamheden die de opdrachtnemer uitvoert overeenkomen met of afwijken van de werkzaamheden, die werknemers van de opdrachtgever uitoefenen.

Als die werkzaamheden 70% of meer dan 70% overeenkomen met elkaar, dan is het antwoord “De werkzaamheden zijn hoofdzakelijk vergelijkbaar”. Als die werkzaamheden 70% of meer dan 70% afwijken van elkaar, dan is het antwoord “De werkzaamheden zijn hoofdzakelijk niet vergelijkbaar”. Als de werkzaamheden minder dan 70% verschillen en minder dan 70% overeenkomen, dan is het antwoord “De werkzaamheden zijn deels wel en deels niet vergelijkbaar.”

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als de opdrachtnemer werkzaamheden verricht die hoofdzakelijk niet vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden die werknemers van de opdrachtgever verrichten, dat 5 punten worden behaald als de opdrachtnemer werkzaamheden verricht die deels wel en deels niet vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden die werknemers van de opdrachtgever verricht en dat 10 punten worden behaald als de opdrachtnemer werkzaamheden verricht die hoofdzakelijk vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden die werknemers van de opdrachtgever verrichten.

Kortom: de Belastingdienst is van mening dat als de opdrachtnemer werkzaamheden verricht die hoofdzakelijk niet vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden die werknemers van de opdrachtgever verrichten dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtnemer werkzaamheden verricht die hoofdzakelijk vergelijkbaar of deels wel en deels niet vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden die werknemers van de opdrachtgever verrichten.

Of de werkzaamheden die de opdrachtnemer verricht al dan niet hoofdzakelijk vergelijkbaar of deels wel en deels niet vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden die werknemers van de opdrachtgever verrichten is over het algemeen  slechts beperkt beïnvloedbaar.

Vraag 2.20 luidt: Gelden voor de opdrachtnemer dezelfde bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften als voor uw werknemers?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (5)
  • Nee (0)

Ter toelichting: hierbij wordt niet gedoeld op regels en/of voorschriften die ook gelden voor klanten en leveranciers, zoals veiligheidsvoorschriften. Het betreft bijvoorbeeld kledingvoorschriften, huishoudelijke reglementen, het personeelshandboek en het gebruik van het e-mailadres van de opdrachtgever.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als voor de opdrachtnemer niet dezelfde bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften gelden als voor werknemers en dat 5 punten worden behaald als die regels en voorschriften wel gelden voor de opdrachtnemer.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat als voor de opdrachtnemer niet dezelfde bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften gelden als voor werknemers dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer die regels en voorschriften ook gelden voor de opdrachtnemer.

Het zal afhankelijk zijn van de organisatie of het mogelijk is om de opdrachtnemer niet te laten vallen onder dezelfde bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften voor de werknemers van de opdrachtgever. Als regelmatig wordt gewerkt met opdrachtnemers kan het raadzaam zijn om te bezien of het mogelijk is om een duidelijke splitsing te maken tussen de regels en voorschriften voor werknemers en de regels en voorschriften voor klanten en leveranciers, waarbij die laatste regels dan dusdanig moeten zijn dat die ook afdoende zijn voor opdrachtnemers.

Vraag 2.21 luidt: Ontvangt de opdrachtnemer een hogere beloning dan uw werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (0)
  • Nee (5)
  • Weet ik niet of kan ik niet goed vergelijken (0)

Ter toelichting: voor beantwoording van deze vraag wordt een globale vergelijking gemaakt tussen de vergoeding die per maand aan de opdrachtnemer wordt betaald en het bruto salaris vermeerderd met vakantiebijslag en werkgeverslasten dat de opdrachtgever betaalt ten behoeve van werknemers, die soortgelijke werkzaamheden verrichten als de opdrachtnemer. Zoals hiervoor reeds uiteengezet, is sprake van soortgelijke werkzaamheden als de werkzaamheden 70% of meer dan 70% overeenstemmen.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als de opdrachtnemer een hogere beloning ontvangt dan werknemers van de opdrachtgever die soortgelijke werkzaamheden verrichten en als de opdrachtgever dit niet weet of dit niet goed kan vergelijken en dat 5 punten worden behaald als de opdrachtnemer geen hogere beloning ontvangt dan werknemers van de opdrachtgever die soortgelijke werkzaamheden verrichten .

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat als de opdrachtnemer een hogere beloning ontvangt dan werknemers van de opdrachtgever die soortgelijke werkzaamheden verrichten en als de opdrachtgever dit niet weet of dit niet goed kan vergelijken dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtnemer geen hogere beloning ontvangt dan werknemers van de opdrachtgever die soortgelijke werkzaamheden verrichten.

Dit betreft een aspect dat relatief eenvoudig te beïnvloeden is. Echter, het is uiteraard de vraag of dit de wens is. Een bepaald bedrag extra betalen om de overeenkomst zoveel als mogelijk te laten kwalificeren als een overeenkomst van opdracht kan aantrekkelijk zijn, maar het moet vanuit de organisatie natuurlijk wel te rechtvaardigen zijn.

Vraag 2.22 luidt: Heeft de opdrachtnemer een grotere vrijheid om zelf de dagen of tijdstippen voor het verrichten van de werkzaamheden te bepalen dan uw werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (0). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.25”
  • Nee (5).  Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 2.25”

Kortom: geen punten worden behaald als de opdrachtnemer een grotere vrijheid heeft om zelf de dagen of tijdstippen voor het verrichten van de werkzaamheden te bepalen dan de werknemers van de opdrachtgever die soortgelijke werkzaamheden verrichten en dat 5 punten worden behaald als de opdrachtnemer die vrijheid niet heeft.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat als de opdrachtnemer een grotere vrijheid heeft om zelf de dagen of tijdstippen voor het verrichten van de werkzaamheden te bepalen dan de werknemers van de opdrachtgever die soortgelijke werkzaamheden verrichten dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtnemer die vrijheid niet heeft.

Ook dit aspect is relatief eenvoudig te beïnvloeden. Anders dan het voorgaande aspect is hiermee over het algemeen geen geld gemoeid. Als het gewenst is om de overeenkomst te laten kwalificeren als een overeenkomst van opdracht is het dan ook raadzaam om te bezien in hoeverre het mogelijk is om de opdrachtnemer een grotere vrijheid te geven om zelf de dagen of tijdstippen voor het verrichten van de werkzaamheden te bepalen dan de werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten.

Vraag 2.23 luidt: Worden of werden voor de werkzaamheden die de opdrachtnemer verricht, ook andere werkenden (niet zijnde werknemers) door uw organisatie ingehuurd?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (0)
  • Nee (0)

Oftewel: met geen van de antwoorden, worden punten behaald.

Vraag 2.24 luidt: Legt u bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften op aan de opdrachtnemer?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (5)
  • Nee (0)

Ter toelichting: het gaat hierbij niet om regels en voorschriften, die ook gelden voor klanten en leveranciers. De regels en voorschriften waarom het gaat, betreft bijvoorbeeld kledingvoorschriften, huishoudelijke reglementen, het gebruik van een e-mailadres van de organisatie van de opdrachtgever of een personeelshandboek.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als de opdrachtgever de opdrachtnemer geen bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften oplegt en dat 5 punten worden behaald als de opdrachtgever dit de opdrachtnemer wel oplegt.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat als de opdrachtgever de opdrachtnemer geen bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften oplegt dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtgever dit wel doet.

Zoals hiervoor ook al is uiteengezet, zal het afhankelijk zijn van de organisatie of het mogelijk is om de opdrachtnemer niet te laten vallen onder bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften. Als regelmatig wordt gewerkt met opdrachtnemers kan het raadzaam zijn om te bezien of het mogelijk is de regels voor klanten en leveranciers uit te breiden, waarbij die laatste regels dusdanig moeten zijn dat die ook afdoende zijn voor opdrachtnemers.

Vraag 2.25 luidt: Zijn voor de werkzaamheden waarop de opdracht betrekking heeft, certificaten, vergunningen of registraties verplicht?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, ik heb de certificaten, vergunningen of registraties die voor de werkzaamheden (wettelijk) verplicht zijn (5)
  • Ja, de opdrachtnemer heeft de certificaten, vergunningen of registraties die voor de werkzaamheden (wettelijk) verplicht zijn (0)
  • Ja, zowel ik als de opdrachtnemer hebben de certificaten, vergunningen of registraties die voor de werkzaamheden (wettelijk) verplicht zijn (0)
  • Nee, voor de werkzaamheden zijn geen (wettelijk) verplichte certificaten, vergunningen of registraties nodig (0)

Met andere woorden: er worden geen punten behaald als voor de werkzaamheden geen certificaten, vergunningen of certificaten verplicht zijn of deze wel verplicht zijn, maar de opdrachtnemer deze heeft of de opdrachtnemer en de opdrachtgever deze beiden hebben en er worden 5 punten behaald als deze wel verplicht zijn, maar slechts de opdrachtgever deze heeft.

Kortom: de Belastingdienst is van mening dat als voor de werkzaamheden geen certificaten, vergunningen of certificaten verplicht zijn of deze wel verplicht zijn, maar de opdrachtnemer deze heeft of de opdrachtnemer en de opdrachtgever deze beiden hebben dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtgever deze slechts heeft.

Dit betreft een aspect dat afhankelijk is van het type organisatie en het type opdrachtnemer of het eenvoudig is om ervoor te zorgen dat met beantwoording van deze vraag geen punten worden behaald. Mocht het mogelijk zijn, dan raad ik aan om hiervoor zorg te dragen. Zoals we hierna zullen zien, is namelijk niet snel sprake van een situatie waarbij de indicatie wordt afgegeven dat sprake is van een overeenkomst van opdracht.

Vraag 2.26 luidt: Wie draagt de kosten voor specifieke cursussen, trainingen of studie die de opdrachtnemer moet volgen in verband met de opdracht?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ik draag de kosten (5)
  • De opdrachtnemer draagt de kosten (0)
  • We dragen de kosten samen (3)
  • De opdrachtnemer hoeft geen cursussen, trainingen of studie te volgen (0)

Ter toeliching: deze vraag ziet niet op het inwerken van de opdrachtnemer met betrekking tot systemen en procedures, die binnen de organisatie van de opdrachtgever worden gehanteerd. Het ziet op specifieke (interne) opleidingen en trainingen die de opdrachtnemer moet volgen voor de uitvoering van de opdracht. Het begrip “kosten” moet ruim worden uitgelegd. Daaronder vallen ook vergoede of geïnvesteerde tijd. 

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen punten worden behaald als de opdrachtnemer geen cursussen, trainingen of studie hoeft te volgen of als de opdrachtnemer dit wel moet, maar daarvoor zelf de kosten draagt, dat er 3 punten worden behaald als de opdrachtgever en de opdrachtnemer deze kosten samen dragen en dat er 5 punten worden behaald als de opdrachtgever deze kosten draagt.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat als de opdrachtnemer geen cursussen, trainingen of studie hoeft te volgen of als de opdrachtnemer dit wel moet, maar daarvoor zelf de kosten draagt dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtgever en de opdrachtnemer deze kosten samen dragen of de opdrachtgever deze kosten draagt.

Dit betreft een aspect dat over het algemeen relatief eenvoudig te beïnvloeden is door – als de opdrachtnemer cursussen, trainingen of studie moet volgen – de kosten daarvan door de opdrachtnemer te laten dragen of – als dat geen optie is – de kosten daarvan door de opdrachtgever en de opdrachtnemer te laten dragen.

Vraag 2.27 luidt: Is het gebruikelijk dat de opdrachtnemer deelneemt aan personeelsbijeenkomsten of personeelsactiviteiten die geen direct verband houden met de uitoefening van de werkzaamheden?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, dit is gebruikelijk (5)
  • Nee, dit is niet gebruikelijk (0)
  • Nee, dergelijke bijeenkomsten of activiteiten zijn er niet (0)

Ter toelichting: hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan de kerstborrel en het personeelsfeest. Activiteiten die direct verband houden met de uitoefening van de werkzaamheden, zoals een heidag, vallen hier niet onder.

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen punten worden behaald als er geen personeelsbijeenkomsten of personeelsactiviteiten zijn die geen direct verband houden met de uitoefening van de werkzaamheden of die er wel zijn, maar de opdrachtnemer daaraan niet deelneemt en dat er 5 punten worden behaald als de opdrachtnemer daaraan wel deelneemt.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat als er geen personeelsbijeenkomsten of personeelsactiviteiten zijn die geen direct verband houden met de uitoefening van de werkzaamheden of die er wel zijn, maar de opdrachtnemer daaraan niet deelneemt dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtnemer daaraan wel deelneemt.

Ook dit is een aspect dat over het algemeen relatief eenvoudig te beïnvloeden is door de opdrachtnemer geen deel te laten nemen aan personeelsbijeenkomsten of personeelsactiviteiten die geen direct verband houden met de uitoefening van de werkzaamheden.

Vraag 2.28 luidt: Wie bepaalt waar de opdrachtnemer werkt?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ik bepaal dat (5)
  • De opdrachtnemer bepaalt dat (0)
  • We bepalen dat samen (0)
  • Het werk is locatiegebonden (0)

Ter toelichting: het werk is locatiegebonden als de aard van de werkzaamheden meebrengen dat de opdracht op een bepaalde locatie moet worden uitgevoerd. Veel bouwvakkers zullen hun werkzaamheden bijvoorbeeld moeten uitvoeren op een bouwplaats. Veel artsen zijn bijvoorbeeld genoodzaakt hun werkzaamheden uit te voeren in een ziekenhuis.

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen punten worden behaald als het werk locatiegebonden is, de opdrachtnemer bepaalt waar hij of zij werkt of de opdrachtnemer en de opdrachtgever samen bepalen waar de opdrachtnemer werkt en dat er 5 punten worden behaald als de opdrachtgever bepaalt waar de opdrachtnemer werkt.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat als het werk locatiegebonden is, de opdrachtnemer bepaalt waar hij of zij werkt of de opdrachtnemer en de opdrachtgever samen bepalen waar de opdrachtnemer werkt dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtgever bepaalt waar de opdrachtnemer werkt.

Dit betreft eveneens een aspect dat te beïnvloeden is door – als de situatie zich daarvoor leent – de opdrachtnemer te laten bepalen waar de werkzaamheden worden verricht of dit samen met de opdrachtnemer te bepalen.

Vraag 2.29 luidt: Gebruikt de opdrachtnemer zijn eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen die nodig zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • De opdrachtnemer gebruikt uitsluitend zijn eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen (0)
  • De opdrachtnemer gebruikt uitsluitend gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen van mijn organisatie (10)
  • De opdrachtnemer gebruikt zowel eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen, maar maakt ook gebruik van die van mijn organisatie (5)
  • Er worden geen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt (0)

Ter toelichting: de vraag ziet op gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen die specifiek geschikt of nodig zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden. Bijvoorbeeld een hamer voor een timmerman, een kapperschaar voor een kapper en een slagersmes voor een slager. De vraag ziet niet op algemene middelen, zoals een telefoon of laptop.

Incidenteel gebruik van gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen van de opdrachtgever heeft geen invloed op de beantwoording van bovenstaande vraag. Als met de opdrachtnemer is afgesproken dat hij of zij eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt en dit ook daadwerkelijk doet, maar dit een keer niet mogelijk is, bijvoorbeeld, omdat de opdrachtnemer deze vergeten is mee te nemen en daarom gebruik maakt van gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen van de opdrachtgever  is het antwoord nog steeds “De opdrachtnemer gebruikt uitsluitend zijn eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen.”

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen punten worden behaald als er geen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen worden gebruikt of als de opdrachtnemer uitsluitend zijn eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt, dat er 5 punten worden behaald als de opdrachtnemer zowel eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt als die van de opdrachtgever en dat er 10 punten worden behaald als de opdrachtnemer uitsluitend de gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen van de opdrachtgever gebruikt.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat als er geen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen worden gebruikt of als de opdrachtnemer uitsluitend zijn eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtnemer zowel eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt als die van de opdrachtgever of als de opdrachtnemer uitsluitend de gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen van de opdrachtgever gebruikt.

In veel situaties zal ook dit aspect te beïnvloeden zijn door er zoveel als mogelijk voor te zorgen dat de opdrachtnemer uitsluitend eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt of – als dat geen optie is – dat de opdrachtnemer zowel eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt als die van de opdrachtgever.

Vraag 2.30 luidt: Gebruikt de opdrachtnemer eigen materialen bij de uitvoering van de werkzaamheden?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • De opdrachtnemer gebruikt eigen materialen (0)
  • De opdrachtnemer gebruikt materialen van mijn organisatie (5)
  • De opdrachtnemer gebruikt zowel eigen materialen, als materialen van mijn organisatie (3)
  • Er worden geen materialen gebruikt (0)

Ter toelichting: de voorgaande vraag zag op gereedschappen en dergelijke. Deze vraag ziet op de materialen die worden gebruikt bij de uitvoering van de werkzaamheden. Bijvoorbeeld hout voor de timmerman en bloem en boter voor de bakker. Het gaat erom wie daarvoor zorg draagt: de opdrachtnemer, de opdrachtgever of beiden.

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen punten worden behaald als er geen materialen worden gebruikt of als de opdrachtnemer uitsluitend zijn eigen materialen gebruikt, dat er 5 punten worden behaald als de opdrachtnemer zowel eigen materialen gebruikt als die van de opdrachtgever en dat er 10 punten worden behaald als de opdrachtnemer uitsluitend materialen van de opdrachtgever gebruikt.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat als er geen materialen worden gebruikt of als de opdrachtnemer uitsluitend zijn eigen materialen gebruikt dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtnemer zowel eigen materialen gebruikt als die van de opdrachtgever of als de opdrachtnemer uitsluitend materialen van de opdrachtgever gebruikt.

In veel situaties zal ook dit aspect te beïnvloeden zijn door er zoveel als mogelijk voor te zorgen dat de opdrachtnemer uitsluitend eigen materialen gebruikt of – als dat geen optie is – dat de opdrachtnemer zowel eigen materialen gebruikt als die van de opdrachtgever.

Vraag 2.31 luidt: Is de opdrachtnemer bij de uitvoering van de opdracht herkenbaar als werkende voor uw organisatie?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, de opdrachtnemer is herkenbaar als werkende voor mijn organisatie (5)
  • Nee, de opdrachtnemer is als zodanig niet herkenbaar (0)

Ter toelichting: deze vraag ziet op uiterlijke kenmerken. Op deze vraag moet bijvoorbeeld “Ja, de opdrachtnemer is herkenbaar als werkbaar voor mijn organisatie”  worden geantwoord als de opdrachtnemer verplicht is kleding te dragen van de opdrachtgever waarop het logo van de opdrachtgever is opgenomen of als de opdrachtnemer visitekaartjes van de opdrachtgever gebruikt.

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen punten worden behaald als de opdrachtnemer bij de uitvoering van de opdracht niet herkenbaar is als werkende voor de organisatie van de opdrachtgever en dat er 5 punten worden behaald als de opdrachtnemer dan wel herkenbaar is als werkende voor de organisatie van de opdrachtgever.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat als de opdrachtnemer bij de uitvoering van de opdracht niet herkenbaar is als werkende voor de organisatie van de opdrachtgever dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtnemer dan wel herkenbaar is als werkende voor de organisatie van de opdrachtgever.

Het zal afhankelijk zijn van het type organisatie en het type opdrachtnemer of het mogelijk is om ervoor te zorgen dat de opdrachtnemer niet herkenbaar is als werkende voor de organisatie van de opdrachtgever.

Vraag 2.32 luidt: Is het de opdrachtnemer toegestaan een eigen logo of andere kenmerken van zijn bedrijf te gebruiken als hij in contact komt met klanten van uw organisatie?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, dit is toegestaan (0)
  • Nee, dit is niet toegestaan (5)
  • Niet van toepassing (0)

Ter toelichting: hierbij kan worden gedacht aan een opdrachtnemer die kleding draagt met daarop een logo van zijn of haar eigen onderneming of een auto gebruikt waarop het logo van zijn of haar onderneming is opgenomen. Het antwoord “Niet van toepassing” ziet op de opdrachtnemer die geen contact heeft met de klanten van de opdrachtgever.

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen punten worden behaald als de opdrachtnemer geen contact heeft met klanten van de opdrachtgever of de opdrachtnemer die contacten wel heeft, maar het de opdrachtnemer is toegestaan dan een eigen logo of andere kenmerken van zijn of haar bedrijf te gebruiken en dat er 5 punten worden behaald als het de opdrachtnemer niet is toegestaan om een eigen logo of andere kenmerken van zijn of haar bedrijf te gebruiken op het moment dat contact plaatsvindt met klanten van de organisatie van opdrachtgever.

Kortom: de Belastingdienst is van mening dat als de opdrachtnemer geen contact heeft met klanten van de opdrachtgever of de opdrachtnemer die contacten wel heeft, maar het de opdrachtnemer is toegestaan dan een eigen logo of andere kenmerken van zijn of haar bedrijf te gebruiken dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer het de opdrachtnemer niet is toegestaan om een eigen logo of andere kenmerken van zijn of haar bedrijf te gebruiken op het moment dat contact plaatsvindt met klanten van de organisatie van opdrachtgever.

Dit aspect is uiteraard te beïnvloeden door – als de opdrachtnemer contact heeft met klanten van de opdrachtgever – de opdrachtnemer toe te staan een eigen logo of andere kenmerken van zijn of haar bedrijf te gebruiken, maar veel opdrachtgevers zullen dat niet wensen. Het enige dat dan overblijft, is dat de opdrachtnemer geen contact heeft met de klanten van de opdrachtgever, maar dat zullen de werkzaamheden niet altijd toelaten.

Vraag 2.33 luidt: Mag de opdrachtnemer zonder uw toestemming gedurende de looptijd van de overeenkomst ook voor anderen werken?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Nee, de opdrachtnemer heeft mijn toestemming nodig (10)
  • Ja, de opdrachtnemer heeft geen toestemming nodig (0)

Oftewel: er worden geen punten behaald als de opdrachtnemer geen toestemming van de opdrachtgever nodig heeft om gedurende de looptijd van de overeenkomst van opdracht ook voor anderen te werken en er worden 10 punten behaald als de opdrachtnemer hiervoor toestemming van de opdrachtgever nodig heeft.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat als de opdrachtnemer geen toestemming van de opdrachtgever nodig heeft om gedurende de looptijd van de overeenkomst van opdracht ook voor anderen te werken dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtnemer hiervoor toestemming van de opdrachtgever nodig heeft.

Wanneer de wenst bestaat dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van opdracht is het dan ook raadzaam met de opdrachtnemer af te spreken dat hij of zij gedurende de looptijd van de overeenkomst van opdracht zonder daarvoor toestemming te hoeven vragen ook voor anderen mag werken. In veel situaties zal het geen bezwaar zijn dat dit wordt afgesproken, maar soms is het niet mogelijk of wenselijk dat dit wordt afgesproken.

Vraag 2.34 luidt: Wordt er een concurrentie- of een relatiebeding afgesproken met de opdrachtnemer?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, binnen de grenzen van wat in de markt voor deze werkzaamheden gebruikelijk is (0)
  • Ja, het concurrentie- of relatiebeding legt verdergaande beperkingen op dan in de markt gebruikelijk is voor deze werkzaamheden (5)
  • Nee, er wordt geen concurrentie- of relatiebeding afgesproken (0)

Ter toelichting: bij het beantwoorden van deze vraag wordt een onderscheid gemaakt tussen concurrentie- en relatiebedingen die in de markt voor de betreffende werkzaamheden gebruikelijk zijn en bedingen die dat niet zijn. Als de opdrachtnemer door het beding vergaand wordt beperkt in zijn of haar werkzaamheden levert dat een belemmering op om te kunnen ondernemen en moet daarom gekozen worden voor het tweede antwoord.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als geen concurrentie- of relatiebeding wordt afgesproken of als dit wel wordt afgesproken, maar valt binnen de grenzen van wat in de markt voor deze werkzaamheden gebruikelijk is en dat er 5 punten worden behaald als een concurrentie- of relatiebeding wordt afgesproken dat verdergaande beperkingen oplegt dan in de markt gebruikelijk is voor deze werkzaamheden.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat als geen concurrentie- of relatiebeding wordt afgesproken of als dit wel wordt afgesproken, maar valt binnen de grenzen van wat in de markt voor deze werkzaamheden gebruikelijk is dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer een concurrentie- of relatiebeding wordt afgesproken dat verdergaande beperkingen oplegt dan in de markt gebruikelijk is voor deze werkzaamheden.

Als de wenst bestaat dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van opdracht is het dan ook raadzaam geen concurrentiebeding of relatiebeding af te spreken met de opdrachtnemer of – als de wens bestaat om wel een concurrentie- of relatiebeding overeen te komen – ervoor te zorgen dat een beding wordt afgesproken dat geen verdergaande beperkingen oplegt dan in de markt gebruikelijk is voor de betreffende werkzaamheden.

Vraag 2.35 luidt: Bent u op grond van de gemaakte afspraken volledig aansprakelijk voor eventuele schade die de opdrachtnemer veroorzaakt bij de uitoefening van de werkzaamheden?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, ik ben volledig aansprakelijk (10)
  • Nee, de opdrachtnemer is (deels) aansprakelijk (0)
  • Daar hebben we geen afspraken over gemaakt (0)

Ter toelichting: het betreft hier bijvoorbeeld schade als gevolg van een onjuist of een te laat advies of schade die de opdrachtnemer heeft toegebracht aan eigendommen van de opdrachtgever. Als de opdrachtnemer verplicht is om een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten, dan is het antwoord “Nee, de opdrachtnemer is (deels) aansprakelijk”. Ook wanneer de verzekering een minimale dekking moet hebben.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als geen afspraken zijn gemaakt over aansprakelijkheid voor eventuele schade die de opdrachtnemer veroorzaakt bij de uitoefening van de werkzaamheden of als is afgesproken dat de opdrachtnemer hiervoor (deels) aansprakelijk is en dat er 10 punten worden behaald als de opdrachtgever hiervoor volledig aansprakelijk is.

Kortom: de Belastingdienst is van mening dat als geen afspraken zijn gemaakt over aansprakelijkheid voor eventuele schade die de opdrachtnemer veroorzaakt bij de uitoefening van de werkzaamheden of als is afgesproken dat de opdrachtnemer hiervoor (deels) aansprakelijk is dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer de opdrachtgever hiervoor volledig aansprakelijk is.

Ervan uitgaande dat de wens bestaat dat de overeenkomst wordt aangemerkt als een overeenkomst van opdracht is het – als de situatie dat toelaat – raadzaam af te spreken dat de opdrachtnemer geheel of deels aansprakelijk is voor schade die hij of zij veroorzaakt bij de uitoefening van de werkzaamheden.

Vraag 2.36 luidt: Komen de kosten van extra werkzaamheden of herstelwerkzaamheden volledig voor uw rekening indien de door de opdrachtnemer gedane werkzaamheden niet voldoen aan de overeenkomst?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, deze kosten komen volledig voor mijn rekening (5)
  • Nee, de kosten komen (deels) voor rekening van de opdrachtnemer (0)
  • Daar hebben we geen afspraken over gemaakt (0)

Ter toelichting: ook hierbij geldt weer dat het begrip “kosten” ruim moet worden uitgelegd. Daaronder wordt niet alleen materiaal verstaan, maar ook de kosten van de gemaakte uren die aan de extra werkzaamheden of herstelwerkzaamheden verbonden zijn.

Als de opdrachtnemer de werkzaamheden geheel of deels moet overdoen en de opdrachtnemer daarvoor geen vergoeding ontvangt of deels, dan is het antwoord “Nee, de kosten komen (deels) voor rekening van de opdrachtnemer”. Ontvangt de opdrachtnemer in dat geval de volledige vergoeding voor zijn of haar extra werkzaamheden of herstelwerkzaamheden, dan luidt het antwoord “Ja, deze kosten komen volledig voor mijn rekening”.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als geen afspraken zijn gemaakt over kosten van extra werkzaamheden of herstelwerkzaamheden of als is afgesproken dat die kosten (deels) voor rekening van de opdrachtnemer komen en dat er 10 punten worden behaald als die kosten volledig voor rekening van de opdrachtgever komen.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat als geen afspraken zijn gemaakt over kosten van extra werkzaamheden of herstelwerkzaamheden of als is afgesproken dat die kosten (deels) voor rekening van de opdrachtnemer komen dit meer wijst in de richting van een overeenkomst van opdracht dan wanneer die kosten volledig voor rekening van de opdrachtgever komen.

Als het gewenst is dat de overeenkomst wordt aangemerkt als een overeenkomst van opdracht is het – als de situatie dat toelaat – raadzaam af te spreken dat de kosten van extra werkzaamheden of herstelwerkzaamheden voor rekening van de opdrachtnemer komen.

Vraag 2.36 betreft de laatste vraag om te kunnen bepalen of al dan niet sprake is van een reguliere overeenkomst van opdracht. Daarna wordt nog een enquête gehouden over de pilot webmodule met daarin vragen over de gebruikerservaring, de verwachting omtrent de uitkomst van de webmodule, of je de webmodule in de toekomst denkt te gaan gebruiken en de mogelijkheid om feedback te geven over de webmodule. Deelname aan de enquête is niet verplicht.

Uitkomst

Om de uitkomst te krijgen, tel je de punten die horen bij de gegeven antwoorden bij elkaar op. Bedraagt het totale aantal punten 0 tot en met 44 dan is de uitkomst indicatie dat sprake is van een overeenkomst van opdracht. Is sprake van een totaal puntenaantal 45 tot en met 69 dan is de uitkomst dat er geen oordeel gegeven kan worden op basis van de verstrekte antwoorden. Bedraagt het aantal punten in totaal 70 of meer dan is de uitkomst indicatie dat sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Vragen van blok 3 – Aanneming van werk

De vragen van blok 3 betreft vragen die zien op een overeenkomst tot aanneming van werk. Ofwel geen reguliere overeenkomst van opdracht. Deze vragen hoef je slechts te beantwoorden als je op vraag 1.7 “Ja” hebt geantwoord. Blok 2 is dan niet aan de orde. Blok 3 wel.

Vanaf vraag 3.1 zijn de vragen in dit blok van belang voor de uitkomst van de webmodule. Per antwoord zal ik tussen haakjes steeds het te behalen aantal punten vermelden. De vragen 3.16 en 3.17 horen bij elkaar. Daarbij zal ik dan ook niet per antwoord het te behalen aantal punten vermelden, maar gezamenlijk.

Vraag 3 luidt: Geef een duidelijke en volledige omschrijving van het tot stand te brengen en op te leveren werk van stoffelijke aard.

Hier wordt gevraagd een beschrijving van het op te leveren werk van stoffelijke aard te geven. In ieder geval dient te worden beschreven de plaats waar het werk wordt verricht, de benaming van het werk en het op te leveren resultaat. Deze vraag wordt gesteld als onderdeel van de evaluatie van de webmodule. Het antwoord is niet van belang voor de uitkomst van de webmodule.

Vraag 3.1 luidt: Heeft de aannemer een btw-nummer?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (0)
  • Nee (10)

Zoals blijkt uit het bovenstaande worden 10 punten behaald als de aannemer geen btw-nummer heeft en geen punten behaald als de aannemer een btw-nummer heeft.

Zoals hiervoor uiteengezet, geldt dat hoe minder punten worden behaald hoe groter de indicatie dat sprake is van een overeenkomst tot aanneming van werk. Dit in combinatie met bovengenoemde punten leidt tot de conclusie dat de Belastingdienst van mening is dat het door de aannemer hebben van een btw-nummer meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de aannemer geen btw-nummer heeft.

Als het gewenst is dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst tot aanneming van werk is het dan ook raadzaam om te bezien of de aannemer een btw-nummer heeft en als dat niet zo is, of hij of zij dit zou kunnen aanvragen.

Vraag 3.2 luidt: Is de aannemer ingeschreven bij de Kamer van Koophandel?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (0)
  • Nee (10)

Kortom: met het antwoord dat de aannemer is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel worden geen punten behaald, terwijl met het antwoord dat de aannemer niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel 5 punten worden behaald.

Daaruit kun je opmaken dat de Belastingdienst van mening is dat het door de aannemer ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan het door de aannemer niet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel.

Als het de bedoeling is dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst tot aanneming van werk is het raadzaam dat de aannemer is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Vraag 3.3 luidt: Bent u op grond van de gemaakte afspraken volledig aansprakelijk voor eventuele schade die de aannemer veroorzaakt bij de uitvoering van de werkzaamheden?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, ik ben volledig aansprakelijk (10)
  • Nee, de aannemer is (deels) aansprakelijk (0)
  • Daar hebben we geen afspraken over gemaakt (0)

Ter toelichting: het betreft hier bijvoorbeeld schade als gevolg van een onjuist of een te laat bouwadvies of schade die de aannemer heeft toegebracht aan eigendommen van de opdrachtgever. Als de aannemer verplicht is om een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten, dan is het antwoord “Nee, de aannemer is (deels) aansprakelijk”. Ook wanneer de verzekering een minimale dekking moet hebben.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als geen afspraken zijn gemaakt over aansprakelijkheid voor eventuele schade die de aannemer veroorzaakt bij de uitvoering van de werkzaamheden of als is afgesproken dat de aannemer hiervoor (deels) aansprakelijk is en dat er 10 punten worden behaald als de opdrachtgever hiervoor volledig aansprakelijk is.

Kortom: de Belastingdienst is van mening dat als geen afspraken zijn gemaakt over aansprakelijkheid voor eventuele schade die de aannemer veroorzaakt bij de uitvoering van de werkzaamheden of als is afgesproken dat de aannemer hiervoor (deels) aansprakelijk is dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de opdrachtgever hiervoor volledig aansprakelijk is.

Ervan uitgaande dat de wens bestaat dat de overeenkomst wordt aangemerkt als een overeenkomst tot aanneming van werk is het – als de situatie dat toelaat – raadzaam af te spreken dat de aannemer geheel of deels aansprakelijk is voor schade die hij of zij veroorzaakt bij de uitoefening van de werkzaamheden.

Vraag 3.4 luidt: Komen de kosten van extra werkzaamheden of herstelwerkzaamheden volledig voor uw rekening indien de door de aannemer gedane werkzaamheden niet voldoen aan de opdrachtovereenkomst?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, deze kosten komen volledig voor mijn rekening (10)
  • Nee, de kosten komen (deels) voor rekening van de aannemer (0)
  • Daar hebben we geen afspraken over gemaakt (0)

Ter toelichting: het begrip “kosten” moet ruim worden uitgelegd. Daaronder wordt niet alleen materiaal verstaan, maar ook de kosten van de gemaakte uren die aan de extra werkzaamheden of herstelwerkzaamheden verbonden zijn.

Als de aannemer de werkzaamheden geheel of deels moet overdoen en de aannemer daarvoor geen vergoeding ontvangt of deels, dan is het antwoord “Nee, de kosten komen (deels) voor rekening van de aannemer”. Ontvangt de aannemer in dat geval de volledige vergoeding voor zijn of haar extra werkzaamheden of herstelwerkzaamheden, dan luidt het antwoord “Ja, deze kosten komen volledig voor mijn rekening”.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als geen afspraken zijn gemaakt over kosten van extra werkzaamheden of herstelwerkzaamheden of als is afgesproken dat die kosten (deels) voor rekening van de aannemer komen en dat er 10 punten worden behaald als die kosten volledig voor rekening van de opdrachtgever komen.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat als geen afspraken zijn gemaakt over kosten van extra werkzaamheden of herstelwerkzaamheden of als is afgesproken dat die kosten (deels) voor rekening van de aannemer komen dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer die kosten volledig voor rekening van de opdrachtgever komen.

Als het gewenst is dat de overeenkomst wordt aangemerkt als een overeenkomst tot aanneming van werk is het – als de situatie dat toelaat – dan ook raadzaam af te spreken dat de kosten van extra werkzaamheden of herstelwerkzaamheden voor rekening van de aannemer komen.

Vraag 3.5 luidt: Wie bepaalt waar de aannemer werkt?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ik bepaal dat (5)
  • De aannemer bepaalt dat (0)
  • We bepalen dat samen (0)
  • Het werk is locatiegebonden (0)

Ter toelichting: het werk is locatiegebonden als de aard van de werkzaamheden meebrengen dat de opdracht op een bepaalde locatie moet worden uitgevoerd. Veel bouwvakkers zullen hun werkzaamheden bijvoorbeeld moeten uitvoeren op een bouwplaats.

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen punten worden behaald als het werk locatiegebonden is, de aannemer bepaalt waar hij of zij werkt of de aannemer en de opdrachtgever samen bepalen waar de aannemer werkt en dat er 5 punten worden behaald als de opdrachtgever bepaalt waar de aannemer werkt.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat als het werk locatiegebonden is, de aannemer bepaalt waar hij of zij werkt of de aannemer en de opdrachtgever samen bepalen waar de aannemer werkt dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de opdrachtgever bepaalt waar de aannemer werkt.

Dit betreft een aspect dat te beïnvloeden is door – als de situatie zich daarvoor leent – de aannemer te laten bepalen waar de werkzaamheden worden verricht of dit samen met de aannemer te bepalen.

Vraag 3.6 luidt: Gebruikt de aannemer zijn eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen die nodig zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • De aannemer gebruikt uitsluitend zijn eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen (0)
  • De aannemer gebruikt uitsluitend gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen van mijn organisatie (10)
  • De aannemer gebruikt zowel eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen, maar maakt ook gebruik van die van mijn organisatie (5)
  • Er worden geen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt (0)

Ter toelichting: de vraag ziet op gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen die specifiek geschikt of nodig zijn bij het tot stand brengen en opleveren van het werk. Bijvoorbeeld een hamer voor een timmerman.  De vraag ziet niet op algemene middelen, zoals een telefoon of laptop.

Incidenteel gebruik van gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen van de opdrachtgever heeft geen invloed op de beantwoording van bovenstaande vraag. Als met de aannemer is afgesproken dat hij of zij eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt en dit ook daadwerkelijk doet, maar dit een keer niet mogelijk is, bijvoorbeeld, omdat de aannemer deze vergeten is mee te nemen en daarom gebruik maakt van gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen van de opdrachtgever  is het antwoord nog steeds “De aannemer gebruikt uitsluitend zijn eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen.”

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen punten worden behaald als er geen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen worden gebruikt of als de aannemer uitsluitend zijn eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt, dat er 5 punten worden behaald als de aannemer zowel eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt als die van de opdrachtgever en dat er 10 punten worden behaald als de aannemer uitsluitend de gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen van de opdrachtgever gebruikt.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat als er geen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen worden gebruikt of als de aannemer uitsluitend zijn eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de aannemer zowel eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt als die van de opdrachtgever of als de aannemer uitsluitend de gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen van de opdrachtgever gebruikt.

In veel situaties zal dit aspect te beïnvloeden zijn door er zoveel als mogelijk voor te zorgen dat de aannemer uitsluitend eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt of – als dat geen optie is – dat de aannemer zowel eigen gereedschappen, hulpmiddelen of bedrijfsmiddelen gebruikt als die van de opdrachtgever.

Vraag 3.7 luidt: Gebruikt de aannemer eigen materialen bij de uitvoering van de werkzaamheden?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • De aannemer gebruikt eigen materialen (0)
  • De aannemer gebruikt materialen van mijn organisatie (10)
  • De aannemer gebruikt zowel eigen materialen, als materialen van mijn organisatie (5)
  • Er worden geen materialen gebruikt (0)

Ter toelichting: de voorgaande vraag zag op gereedschappen en dergelijke. Deze vraag ziet op de materialen die worden gebruikt bij de uitvoering van de werkzaamheden. Bijvoorbeeld hout voor de timmerman. Het gaat erom wie daarvoor zorg draagt: de aannemer, de opdrachtgever of beiden.

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen punten worden behaald als er geen materialen worden gebruikt of als de aannemer uitsluitend zijn eigen materialen gebruikt, dat er 5 punten worden behaald als de aannemer zowel eigen materialen gebruikt als die van de opdrachtgever en dat er 10 punten worden behaald als de aannemer uitsluitend materialen van de opdrachtgever gebruikt.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat als er geen materialen worden gebruikt of als de aannemer uitsluitend zijn eigen materialen gebruikt dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de aannemer zowel eigen materialen gebruikt als die van de opdrachtgever of als de aannemer uitsluitend materialen van de opdrachtgever gebruikt.

In veel situaties zal ook dit aspect te beïnvloeden zijn door er zoveel als mogelijk voor te zorgen dat de aannemer uitsluitend eigen materialen gebruikt of – als dat geen optie is – dat de aannemer zowel eigen materialen gebruikt als die van de opdrachtgever.

Vraag 3.8 luidt: Is de aannemer bij de uitvoering van de opdracht herkenbaar als werkende voor uw organisatie?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, de aannemer is herkenbaar als werkende voor mijn organisatie (10)
  • Nee, de aannemer is als zodanig niet herkenbaar (0)

Ter toelichting: deze vraag ziet op uiterlijke kenmerken. Op deze vraag moet bijvoorbeeld “Ja, de aannemer is herkenbaar als werkende voor mijn organisatie”  worden geantwoord als de aannemer verplicht is kleding te dragen van de opdrachtgever waarop het logo van de opdrachtgever is opgenomen of als de aannemer visitekaartjes van de opdrachtgever gebruikt.

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen punten worden behaald als de aannemer bij de uitvoering van de opdracht niet herkenbaar is als werkende voor de organisatie van de opdrachtgever  en dat er 5 punten worden behaald als de aannemer dan wel als zodanig herkenbaar is.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat als de aannemer bij de uitvoering van de opdracht niet herkenbaar is als werkende voor de organisatie van de opdrachtgever  dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de aannemer dan wel als zodanig herkenbaar is.

Het zal afhankelijk zijn van het type organisatie en het type aannemer of het mogelijk is om ervoor te zorgen dat de aannemer niet herkenbaar is als werkende voor de organisatie van de opdrachtgever.

Vraag 3.9 luidt: Is het de aannemer toegestaan een eigen logo of andere kenmerken van zijn bedrijf te gebruiken als hij in contact komt met klanten van uw organisatie?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (0)
  • Nee (5)
  • Niet van toepassing (0)

Ter toelichting: hierbij kan worden gedacht aan een aannemer die kleding draagt met daarop een logo van zijn of haar eigen onderneming of een auto gebruikt waarop het logo van zijn of haar onderneming is opgenomen. Het antwoord “Niet van toepassing” ziet op de aannemer die geen contact heeft met de klanten van de opdrachtgever.

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen punten worden behaald als de aannemer geen contact heeft met klanten van de opdrachtgever of de aannemer die contacten wel heeft, maar het de aannemer is toegestaan dan een eigen logo of andere kenmerken van zijn of haar bedrijf te gebruiken en dat er 5 punten worden behaald als dit laatste de aannemer niet is toegestaan op het moment dat contact plaatsvindt met klanten van de organisatie van opdrachtgever.

Kortom: de Belastingdienst is van mening dat als de aannemer geen contact heeft met klanten van de opdrachtgever of de aannemer die contacten wel heeft, maar het de aannemer is toegestaan dan een eigen logo of andere kenmerken van zijn of haar bedrijf te gebruiken dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer dit laatste de aannemer niet is toegestaan op het moment dat contact plaatsvindt met klanten van de organisatie van opdrachtgever.

Dit aspect is uiteraard te beïnvloeden door – als de aannemer contact heeft met klanten van de opdrachtgever – het de aannemer toe te staan een eigen logo of andere kenmerken van zijn of haar bedrijf te gebruiken, maar veel opdrachtgevers zullen dat niet wensen. Het enige dat dan overblijft, is dat de aannemer geen contact heeft met de klanten van de opdrachtgever, maar dat zullen de werkzaamheden niet altijd niet toelaten.

Vraag 3.10 luidt: Zijn voor de werkzaamheden waarop de opdracht betrekking heeft, certificaten, vergunningen of registraties verplicht?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, ik heb de certificaten, vergunningen of registraties die voor de werkzaamheden (wettelijk) verplicht zijn (5)
  • Ja, de aannemer heeft de certificaten, vergunningen of registraties die voor de werkzaamheden (wettelijk) verplicht zijn (0)
  • Ja, zowel ik als de aannemer hebben de certificaten, vergunningen of registraties die voor de werkzaamheden (wettelijk) verplicht zijn (0)
  • Nee, voor de werkzaamheden zijn geen (wettelijk) verplichte certificaten, vergunningen of registraties nodig (0)

Ter toelichting: het gaat niet om een wettelijk verplichte bouwvergunning. Als voor de werkzaamheden een bouwvergunning is vereist, maar geen andere (wettelijk) verplichte certificaten, vergunning of registraties, dan kan gekozen worden voor het antwoord “Nee, voor de werkzaamheden zijn geen (wettelijk) verplichte certificaten, vergunningen of registraties nodig”.

Met andere woorden: er worden geen punten behaald als voor de werkzaamheden geen certificaten, vergunningen of certificaten verplicht zijn of deze wel verplicht zijn, maar de aannemer deze heeft of de aannemer en de opdrachtgever deze beiden hebben en er worden 5 punten behaald als deze wel verplicht zijn, maar slechts de opdrachtgever deze heeft.

Kortom: de Belastingdienst is van mening dat als voor de werkzaamheden geen certificaten, vergunningen of certificaten verplicht zijn of deze wel verplicht zijn, maar de aannemer deze heeft of de aannemer en de opdrachtgever deze beiden hebben dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de opdrachtgever deze slechts heeft.

Dit betreft een aspect dat afhankelijk is van het type organisatie en het type aannemer of het eenvoudig is om ervoor te zorgen dat met beantwoording van deze vraag geen punten worden behaald. Mocht het mogelijk zijn, dan raad ik aan om hiervoor zorg te dragen. Zoals we hierna zullen zien, is namelijk niet snel sprake van een situatie waarbij de indicatie wordt afgegeven dat sprake is van een overeenkomst tot aanneming van werk.

Vraag 3.11 luidt: Wie draagt de kosten voor specifieke cursussen, trainingen of studie die de aannemer moet volgen in verband met de opdracht?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ik draag de kosten (5)
  • De aannemer draagt de kosten (0)
  • We dragen de kosten samen (3)
  • De aannemer hoeft geen cursussen, trainingen of studie te volgen (0)

Ter toeliching: deze vraag ziet niet op het inwerken van de aannemer met betrekking tot systemen en procedures, die binnen de organisatie van de opdrachtgever worden gehanteerd. Het ziet op specifieke (interne) opleidingen en trainingen die de aannemer moet volgen voor de uitvoering van de opdracht. Het begrip “kosten” moet wederom ruim worden uitgelegd. Daaronder valt ook vergoede of geïnvesteerde tijd. 

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen punten worden behaald als de opdrachtnemer geen cursussen, trainingen of studie hoeft te volgen of als de opdrachtnemer dit wel moet, maar daarvoor zelf de kosten draagt, dat er 3 punten worden behaald als de opdrachtgever en de aannemer deze kosten samen dragen en dat er 5 punten worden behaald als de opdrachtgever deze kosten draagt.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat als de aannemer geen cursussen, trainingen of studie hoeft te volgen of als de aannemer dit wel moet, maar daarvoor zelf de kosten draagt dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de opdrachtgever en de aannemer deze kosten samen dragen of de opdrachtgever deze kosten draagt.

Dit betreft een aspect dat over het algemeen relatief eenvoudig te beïnvloeden is door – als de aannemer cursussen, trainingen of studie moet volgen – de kosten daarvan door de aannemer te laten dragen.

Vraag 3.12 luidt: Wie bepaalt de inhoud van de overeenkomst?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ik, als opdrachtgever (10)
  • De aannemer (0)
  • We bepalen gezamenlijk de inhoud van de overeenkomst (0)

Ter toelichting:  Als de opdrachtgever gebruik maakt van een (standaard) overeenkomst tot aanneming van werk waarbij er geen enkele ruimte is om (op onderdelen) hiervan in het voordeel van de aannemer af te wijken dan moet het eerste antwoord ofwel “Ik, als opdrachtgever” ingevuld worden.

Als de aannemer gebruik maakt van een (standaard) overeenkomst tot aanneming van werk waarbij er geen enkele ruimte is om (op onderdelen) hiervan in het voordeel van de opdrachtgever af te wijken dan moet het tweede antwoord ofwel “De aannemer” ingevuld worden.

Als de opdrachtgever en de aannemer samen de overeenkomst tot aanneming van werk opstellen en daarover onderhandelen, dan moet het derde antwoord ofwel “We bepalen gezamenlijk de inhoud van de overeenkomst” ingevuld worden.

Wordt gebruik gemaakt van een (standaard) raamovereenkomst, waarbij voor iedere opdracht een nadere invulling aan de betreffende opdracht wordt gegeven in de vorm van een opdracht(bevestiging) dan hangt het antwoord op bovenstaande vraag af van de inhoud van de opdracht(bevestiging).

Stelt de opdrachtgever die op en is er geen enkele ruimte om (op onderdelen) hiervan in het voordeel van de aannemer af te wijken dan vul je het eerste antwoord in. Wordt gebruik gemaakt van een opdracht(bevestiging) van de aannemer waarbij geen enkele ruimte is om in het voordeel van opdrachtgever af te wijken dan vul je het tweede antwoord in.

Vindt over de opdracht(bevestiging) onderhandeling plaats tussen de opdrachtgever en de aannemer of worden de bepalingen daarvan door de opdrachtgever en de aannemer gezamenlijk opgesteld, dan vul je het derde antwoord in.

Bedenk dat het bij deze vraag niet gaat om de hoogte van de beloning. Daarover gaat de volgende vraag.

Zoals blijkt uit het bovenstaande worden met de antwoorden dat de aannemer de inhoud van de overeenkomst tot aanneming van werk bepaalt en dat de opdrachtgever en de aannemer gezamenlijk de inhoud bepalen geen punten behaald en worden met het antwoord dat de opdrachtgever de inhoud van de overeenkomst bepaalt 10 punten behaald.

De Belastingdienst is dus blijkbaar van mening dat het laten bepalen van de inhoud van de overeenkomst tot aanneming van werk door de aannemer of de opdrachtgever en de aannemer samen meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan het laten bepalen van de inhoud van de overeenkomst door de opdrachtgever.

Ervan uitgaande dat het gewenst is dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst tot aanneming van werk is het dan ook raadzaam om de inhoud van de overeenkomst niet te laten bepalen door de opdrachtgever, maar door de aannemer of de opdrachtgever en de aannemer samen.

Vraag 3.13 luidt: Wie bepaalt de hoogte van de beloning van de werkzaamheden?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ik, als opdrachtgever (5)
  • De aannemer (0)
  • We bepalen dit in onderling overleg (0)

Ter toelichting:  Als de opdrachtgever de hoogte van de beloning bepaalt en de aannemer kan alleen kiezen dit te accepteren of anders de opdracht niet te krijgen, dan kies je voor antwoord 1 “Ik, als opdrachtgever”.

Wanneer de aannemer aangeeft voor welke beloning de bereidheid bestaat om de opdracht uit te voeren en de opdrachtgever dit kan accepteren of dat anders de aannemer de opdracht niet uitvoert, dan kies je voor het tweede antwoord “De aannemer”.

Als de opdrachtgever en de aannemer onderhandelen over de beloning of als de beloning wettelijk is bepaald, dan kies je voor het derde antwoord “We bepalen dit in onderling overleg”.

Bij deze vraag gaat het om degene die uiteindelijk doorslaggevende invloed heeft op hetgeen wordt betaald voor de te verrichten arbeid. Soms zal dat de opdrachtgever zijn, soms de aannemer en als er onderhandeld kan worden dan hebben partijen dezelfde invloed op de hoogte van de beloning.

Zoals blijkt uit het bovenstaande worden met de antwoorden dat de aannemer de beloning bepaalt en dat de opdrachtgever en de aannemer gezamenlijk de beloning bepalen geen punten behaald en worden met het antwoord dat de opdrachtgever de beloning bepaalt 5 punten behaald.

Oftewel de Belastingdienst is van mening dat het laten bepalen van de beloning door de aannemer of de opdrachtgever en de aannemer samen meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan het laten bepalen van de beloning door de opdrachtgever.

Als het gewenst is dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst tot aanneming van werk is het dan ook raadzaam om de beloning niet te laten bepalen door de opdrachtgever, maar door de aannemer of de opdrachtgever en de aannemer samen.

Vraag 3.14 luidt: Wat brengt de aannemer bij u in rekening?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Een afgesproken totaalbedrag of aanneemsom al dan niet betaald in termijnen (0)
  • Een afgesproken uurtarief/dagtarief (0)
  • Een afgesproken stukprijs (0)
  • Een afgesproken vast periodiek bedrag (5)

Oftewel met de antwoorden dat de aannemer een afgesproken totaalbedrag, een afgesproken uurtarief/dagtarief en een afgesproken stukprijs in rekening brengt worden geen punten behaald en met het antwoord dat de aannemer een afgesproken vast periodiek bedrag in rekening brengt worden 5 punten behaald.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat het in rekening brengen door de aannemer van een afgesproken totaalbedrag, een afgesproken uurtarief/dagtarief of een afgesproken stukprijs meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan het door de aannemer in rekening brengen van een afgesproken vast periodiek bedrag.

Is het de bedoeling dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst tot aanneming van werk dan is het dan ook raadzaam een totaalbedrag, uurtarief/dagtarief of stuksprijs af te spreken en geen vast periodiek bedrag.

Vraag 3.15 luidt: Krijgt de aannemer doorbetaald voor de periode waarin hij geen werkzaamheden verricht?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, de beloning wordt doorbetaald (10)
  • Ja, de beloning wordt alleen voor een beperkte periode doorbetaald (5)
  • Nee, de beloning wordt gedurende deze periode niet doorbetaald (0)
  • Er is een totaalbedrag afgesproken dat wordt doorbetaald (0)

Ter toelichting: de vraag ziet op al dan niet betaling van de beloning wanneer de aannemer geen werkzaamheden voor de opdrachtgever verricht, bijvoorbeeld omdat er tijdelijk geen werk voorhanden is of de aannemer arbeidsongeschikt is.

Het kan echter ook zo zijn dat je met de aannemer hebt afgesproken dat deze een bepaalde klus voor je uitvoert tegen een van tevoren afgesproken totaalbedrag of aanneemsom. Het maakt daarbij dan niet uit hoeveel uur de aannemer feitelijk besteedt aan de opdracht. Het maakt dan ook niet uit of de aannemer tijdelijk niet werkt. Het gaat er dan om dat de opdracht wordt uitgevoerd. Een verkeerde inschatting van bijvoorbeeld onwerkbare uren is het bedrijfsrisico van de aannemer. In dat geval vul je in dat je een vast totaal bedrag hebt afgesproken. Dit antwoord is alleen mogelijk als je dit antwoord ook hebt gegeven bij de vorige vraag.

Zoals blijkt uit het bovenstaande worden met de antwoorden dat er een totaalbedrag is afgesproken en dat de beloning niet wordt doorbetaald voor de periode waarin de opdrachtnemer geen werkzaamheden verricht geen punten behaald, worden met het antwoord dat de beloning alleen voor een beperkte periode niet wordt doorbetaald  5 punten behaald en worden met het antwoord dat de beloning wordt doorbetaald voor de periode waarin de opdrachtnemer geen werkzaamheden verricht 10 punten behaald.

Oftewel de Belastingdienst is van mening dat een afgesproken totaalbedrag en dat de aannemer niet wordt doorbetaald voor de periode waarin de aannemer geen werkzaamheden verricht meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan het (voor een beperkte periode) doorbetalen van de beloning aan de aannemer.

Ervan uitgaande dat het gewenst is dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst tot aanneming van werk is het dan ook raadzaam een totaalbedrag af te spreken of af te spreken dat de beloning niet wordt doorbetaald voor de periode dat de aannemer geen werkzaamheden verricht. Is dit geen optie, dan is het beter om af te spreken dat de doorbetaling gedurende een beperkte periode zal plaatsvinden dan dat deze zal plaatsvinden gedurende de volledige periode dat geen werkzaamheden worden verricht.

Vraag 3.16 luidt: Wat is de omvang van de werkzaamheden (gemiddeld) in uren per week?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Meer dan 0 uur, maar niet meer dan 4 uur
  • Meer dan 4 uur, maar niet meer dan 16 uur
  • Meer dan 16 uur, maar niet meer dan 24 uur
  • Meer dan 24 uur, maar niet meer dan 32 uur
  • Meer dan 32 uur

Vraag 3.17 luidt: Hoe lang duurt het voordat het werk zal worden opgeleverd, gerekend vanaf de start van het werk?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Meer dan 0 maanden, maar niet meer dan 3 maanden
  • Meer dan 3 maanden, maar niet meer dan 6 maanden
  • Meer dan 6 maanden, maar niet meer dan 12 maanden
  • Meer dan 12 maanden, maar niet meer dan 24 maanden
  • Meer dan 24 maanden

De antwoorden op de vragen 3.16 en 3.17 worden samengenomen. Uit onderstaande tabel blijkt dan welke punten worden toegekend.

Uit bovenstaande tabel blijkt dat hoe korter de opdracht duurt en hoe minder uren per week gemiddeld wordt gewerkt hoe minder punten worden behaald en hoe langer de opdracht duurt en hoe meer uren per week gemiddeld wordt gewerkt, hoe meer punten worden behaald.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat een kortere opdracht en een opdracht voor weinig uren per week meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan een langere opdracht en een opdracht voor veel uren per week.

Om zoveel als mogelijk ervoor te zorgen dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst tot aanneming van werk is het raadzaam om de opdracht voor een zo kort mogelijke periode aan te gaan en voor zo min mogelijk uren per week.

Vraag 3.18 luidt: Heeft de aannemer in de afgelopen 6 maanden voorafgaand aan deze opdracht voor u werk verricht?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, als aannemer (10)
  • Ja, in loondienst (10)
  • Nee (0)

Ter toelichting: het gaat hier om de vraag of de aannemer in de zes maanden voorafgaand aan de opdracht waarvoor de webmodule wordt ingevuld, soortgelijk werk heeft verricht. Als de aannemer in die periode wel werkzaamheden heeft verricht voor de opdrachtgever, maar dit betrof geen soortgelijk werk, dan is het antwoord “Nee”.

Heeft de aannemer wel soortgelijk werk verricht maar is dat – bezien vanaf het moment waarvoor de opdracht is of wordt gestart, waarvoor de webmodule wordt ingevuld – meer dan zes maanden geleden, dan is het antwoord eveneens “Nee”.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als de aannemer in de zes maanden voorafgaand aan de opdracht waarvoor de webmodule wordt ingevuld geen soortgelijk heeft verricht en dat 10 punten worden behaald als de aannemer in die periode soortgelijke werkzaamheden heeft verricht als aannemer of in loondienst.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat het in de zes maanden voorafgaand aan de opdracht niet verrichten van soortgelijke werkzaamheden voor de opdrachtgever meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan het ook in die periode verrichten van dergelijke werkzaamheden, waarbij het niet uitmaakt of die werkzaamheden zijn verricht in loondienst of als aannemer.

Met andere woorden: een overeenkomst tot aanneming van werk aangaan met een voormalige werknemer, die nog niet langer dan zes maanden uit dienst is, bergt een groter risico in zich dat de overeenkomst niet zal kwalificeren als een overeenkomst tot aanneming van werk. Wanneer twee keer een overeenkomst tot aanneming van werk wordt aangegaan met dezelfde aannemer, waarbij tussen de twee overeenkomsten een periode is gelegen van maximaal zes maanden, is het risico ook groter dat de overeenkomst niet wordt aangemerkt als een overeenkomst tot aanneming van werk.

Voor dat laatste geldt dat het – als dat mogelijk is – wellicht beter is om een langere overeenkomst tot aanneming van werk aan te gaan ondanks de omstandigheid dat dit – zoals blijkt uit het antwoord op voorgaande vraag – over het algemeen ook het risico vergroot dat geen overeenkomst tot aanneming van werk wordt aangenomen, omdat de langere duur van een overeenkomst meer punten oplevert.

Vraag 3.19 luidt: Mag de aannemer zonder uw toestemming gedurende de looptijd van de overeenkomst ook voor anderen werken?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Nee, de aannemer heeft mijn toestemming nodig (10)
  • Ja, de aannemer heeft geen toestemming nodig (0)

Oftewel: er worden geen punten behaald als de aannemer geen toestemming van de opdrachtgever nodig heeft om gedurende de looptijd van de overeenkomst tot aanneming van werk ook voor anderen te werken en dat er 5 punten worden behaald als de aannemer hiervoor toestemming van de opdrachtgever nodig heeft.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat als de aannemer geen toestemming van de opdrachtgever nodig heeft om gedurende de looptijd van de overeenkomst ook voor anderen te werken dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de aannemer hiervoor toestemming van de opdrachtgever nodig heeft.

Wanneer de wens bestaat dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst tot aanneming van werk is het dan ook raadzaam met de aannemer af te spreken dat hij of zij zonder toestemming te hoeven vragen gedurende de looptijd van de overeenkomst ook voor anderen mag werken. In veel situaties zal het geen bezwaar zijn dat dit wordt afgesproken, maar soms is het niet mogelijk of wenselijk dat dit wordt afgesproken.

Vraag 3.20 luidt: Wordt er een concurrentie- of een relatiebeding afgesproken met de aannemer?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, binnen de grenzen van wat in de markt voor deze werkzaamheden gebruikelijk is (0)
  • Ja, het concurrentie- of relatiebeding legt verdergaande beperkingen op dan in de markt gebruikelijk is voor deze werkzaamheden (5)
  • Nee, er wordt geen concurrentie- of relatiebeding afgesproken (0)

Ter toelichting: bij het beantwoorden van deze vraag wordt een onderscheid gemaakt tussen concurrentie- en relatiebedingen die in de markt voor de betreffende werkzaamheden gebruikelijk zijn en bedingen die dat niet zijn. Als de opdrachtnemer door het beding vergaand wordt beperkt in zijn of haar werkzaamheden levert dat een belemmering op om te kunnen ondernemen en moet daarom gekozen worden voor het tweede antwoord.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als geen concurrentie- of relatiebeding wordt afgesproken of als dit wel wordt afgesproken, maar valt binnen de grenzen van wat in de markt voor deze werkzaamheden gebruikelijk is en dat er 5 punten worden behaald als een beding wordt afgesproken dat verdergaande beperkingen oplegt dan in de markt gebruikelijk is voor deze werkzaamheden.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat als geen concurrentie- of relatiebeding wordt afgesproken of als dit wel wordt afgesproken, maar valt binnen de grenzen van wat in de markt voor deze werkzaamheden gebruikelijk is dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer een beding wordt afgesproken dat verdergaande beperkingen oplegt dan in de markt gebruikelijk is voor deze werkzaamheden.

Als de wenst bestaat dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst tot aanneming van werk is het dan ook raadzaam geen concurrentiebeding of relatiebeding af te spreken met de aannemer of – als de wens bestaat om dit wel overeen te komen – ervoor te zorgen dat een beding wordt afgesproken dat geen verdergaande beperkingen oplegt dan in de markt gebruikelijk is voor de betreffende werkzaamheden.

Vraag 3.21 luidt: Wordt de aannemer ingezet in een van de volgende situaties?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Vervanging van een zieke medewerker (10)
  • Het opvullen van een openstaande (tijdelijke) vacature (10)
  • Het opvangen van piekwerkzaamheden (tijdelijk extra drukke periode) (10)
  • Incidentele werkzaamheden, waarvoor de specialistische kennis niet in mijn organisatie aanwezig is (0)
  • Geen van bovenstaande (0)

Uit het bovenstaande blijkt dat 10 punten worden behaald als de aannemer wordt ingezet ter vervanging van een zieke medewerker, het opvullen van een (tijdelijke) vacature en het opvangen van piekwerkzaamheden en dat geen punten worden behaald als hiervan geen sprake is of sprake is van incidentele werkzaamheden, waarvoor de specialistische kennis niet in de organisatie van de opdrachtgever aanwezig is.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat het verrichten van incidentele werkzaamheden, waarvoor de specialistische kennis niet in de organisatie van de opdrachtgever aanwezig is en het inzetten van de aannemer voor andere situaties dan ter vervanging van een zieke medewerker, het opvullen van een (tijdelijke) vacature of het opvangen van piekwerkzaamheden meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan het inzetten van de aannemer ter vervanging van een zieke medewerker, het opvullen van een (tijdelijke) vacature of het opvangen van piekwerkzaamheden.

Als het de bedoeling is dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst tot aanneming van werk, dan verdient het de voorkeur dat de aannemer wordt ingezet voor andere situaties dan ter vervanging van een zieke medewerker, het opvullen van een (tijdelijke) vacaturen of het opvangen van piekwerkzaamheden.

Vraag 3.22 luidt: Voert de aannemer werkzaamheden uit die een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van uw organisatie?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, de werkzaamheden zijn een wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering van mijn organisatie (10)
  • Nee (0)

Ter toelichting: de werkzaamheden die de aannemer uitvoert, vormen een wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering van de organisatie van de opdrachtgever als de werkzaamheden tot de core business van de opdrachtgever behoren. Ook werkzaamheden die niet behoren tot de core business kunnen een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van de organisatie.

Werkzaamheden die geen wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van de organisatie van de opdrachtgever betreft vaak incidentele werkzaamheden en/of kortdurende werkzaamheden, waarvoor specifieke deskundigheid is vereist, die de opdrachtgever niet in huis heeft.

Uit het bovenstaande blijkt dat 10 punten worden behaald als de aannemer werkzaamheden uitvoert die een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van de organisatie van de opdrachtgever en dat geen punten worden behaald als hiervan geen sprake.

Kortom: de Belastingdienst is van mening dat het door de aannemer niet uitvoeren van werkzaamheden die een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de aannemer die werkzaamheden wel verricht.

Voor wat betreft de kwalificatie van de overeenkomst als een overeenkomst tot aanneming van werk of niet geldt dat je over het algemeen geen invloed hebt op de omstandigheid of de werkzaamheden die de aannemer uitvoert een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van je organisatie.

Vraag 3.23. Heeft u de mogelijkheid om aanwijzingen of instructies te geven met betrekking tot de wijze waarop de aannemer het werk tot stand brengt en oplevert, en is de aannemer verplicht deze op te volgen?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (10)
  • Nee (0)

Ter toelichting: bij de beantwoording van deze vraag gaat het specifiek om aanwijzingen en/of instructies die zien op hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd. Niet over het resultaat van de opdracht. Oftewel of de opdrachtgever invloed heeft op hoe de werkzaamheden worden uitgevoerd.

Of de opdrachtgever ook echt aanwijzingen en/of instructies geeft aan de aannemer is niet doorslaggevend. Het gaat erom dat de opdrachtgever deze kan geven. Bovenstaande vraag moet ook met “Ja” worden beantwoord als het werk dusdanig eenvoudig is dat aanwijzingen en/of instructies nagenoeg niet nodig zijn of de aannemer dusdanig bekwaam is dat aanwijzingen en/of instructies nagenoeg niet nodig zijn.

Uit het bovenstaande blijkt dat 10 punten worden behaald als de opdrachtgever de mogelijkheid heeft om aanwijzingen of instructies te geven met betrekking tot de wijze van uitvoering van de werkzaamheden en de aannemer verplicht is deze op te volgen en dat geen punten worden behaald als hiervan geen sprake.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat het door de aannemer niet hoeven op te volgen van aanwijzingen of instructies van de opdrachtgever met betrekking tot de wijze van uitvoering van de werkzaamheden meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de aannemer die aanwijzingen en instructies wel moet opvolgen.

Voor de vraag of de overeenkomst al dan niet kwalificeert als een overeenkomst tot aanneming van werk verdient het dan ook de voorkeur dat de aannemer geen aanwijzingen of instructies hoeft op te volgen.

Vraag 3.24 luidt: Geeft de aannemer leiding aan werknemers of andere werkenden binnen uw organisatie?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (5)
  • Nee (0)

Ter toelichting: de vraag is of de werkzaamheden van de aannemer (mede) betrekking hebben op het geven van leiding aan werknemers van de opdrachtgever of andere mensen, die werkzaamheden verrichten voor de opdrachtgever. Als de aannemer werkzaamheden verricht als manager, teamleider of voorman, is het antwoord op deze vraag “Ja”.

Het betreft leiding waarbij de aanwijzingen en instructies opgevolgd moeten worden. Het ziet dus niet op overleg in het kader van samenwerking. Verder ziet de vraag niet op leiding die de aannemer geeft aan werknemers van zijn of haar eigen onderneming of andere mensen, die werkzaamheden verrichten voor zijn of haar eigen onderneming.

Uit het bovenstaande blijkt dat 5 punten worden behaald als de aannemer leiding geeft aan werknemers of andere werkenden binnen de organisatie van de opdrachtgever en dat geen punten worden behaald als hiervan geen sprake.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat het door de aannemer niet hoeven geven van leiding aan werknemers of andere werkenden binnen de organisatie van de opdrachtgever meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de aannemer die leiding wel geeft.

Wanneer het gewenst is dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst tot aanneming van werk is het raadzaam om er zoveel als mogelijk voor te zorgen dat de aannemer geen leiding hoeft te geven.

Vraag 3.25 luidt: Heeft de aannemer een specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in uw organisatie niet aanwezig is, en die noodzakelijk is voor de uitvoering van de opdracht?

  • Ja (0)
  • Nee, dit is ook in mijn organisatie aanwezig (10)

Ter toelichting: als de specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden van de aannemer wel in de organisatie van de opdrachtgever aanwezig is, maar niet beschikbaar is omdat degene die daarover beschikt niet beschikbaar is, dan moet toch worden ingevuld “Nee, dit is ook in mijn organisatie aanwezig”. Dat de betreffende specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden niet beschikbaar is, brengt geen verandering in de omstandigheid dat dit wel aanwezig is in de organisatie van de opdrachtgever.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als de aannemer beschikt over specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie van de opdrachtgever niet aanwezig is, en die noodzakelijk is voor de uitvoering van de overeenkomst tot aanneming van werk en dat 10 punten worden behaald als hiervan geen sprake.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat als de aannemer beschikt over specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie van de opdrachtgever niet aanwezig is, en die noodzakelijk is voor de uitvoering van de overeenkomst dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer hiervan geen sprake is.

Over het algemeen is het moeilijk te beïnvloeden of de specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden aanwezig is in de organisatie.

Vraag 3.26. Zijn bij uw organisatie werknemers werkzaam die soortgelijke werkzaamheden verrichten?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (0). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 3.27”
  • Nee, op dit moment niet. Maar wel in de zes maanden voorafgaand aan deze opdracht (0). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 3.27”
  • Nee (0). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 3.31”

Oftewel: met geen van de antwoorden, worden punten behaald.

Vraag 3.27 luidt: De werkzaamheden worden of werden ook verricht door uw werknemers. Welke stelling is juist?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • De werkzaamheden zijn hoofdzakelijk vergelijkbaar (10)
  • De werkzaamheden zijn hoofdzakelijk niet vergelijkbaar (0)
  • De werkzaamheden zijn deels wel en deels niet vergelijkbaar (5)

Ter toelichting: voor beantwoording van deze vraag is van belang in welke mate de werkzaamheden die de aannemer uitvoert overeenkomen met of afwijken van de werkzaamheden, die werknemers van de opdrachtgever uitvoeren.

Als die werkzaamheden 70% of meer dan 70% overeenkomen met elkaar, dan is het antwoord “De werkzaamheden zijn hoofdzakelijk vergelijkbaar”. Als die werkzaamheden 70% of meer dan 70% afwijken van elkaar, dan is het antwoord “De werkzaamheden zijn hoofdzakelijk niet vergelijkbaar”. Als de werkzaamheden minder dan 70% verschillen en minder dan 70% overeenkomen, dan is het antwoord “De werkzaamheden zijn deels wel en deels niet vergelijkbaar.”

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als de aannemer werkzaamheden verricht die hoofdzakelijk niet vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden die werknemers van de opdrachtgever verrichten, dat 5 punten worden behaald als de aannemer werkzaamheden verricht die deels wel en deels niet vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden die werknemers van de opdrachtgever verricht en dat 10 punten worden behaald als de aannemer werkzaamheden verricht die hoofdzakelijk vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden die werknemers van de opdrachtgever verrichten.

Kortom: de Belastingdienst is van mening dat als de aannemer werkzaamheden verricht die hoofdzakelijk niet vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden die werknemers van de opdrachtgever verrichten dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de aannemer werkzaamheden verricht die hoofdzakelijk vergelijkbaar of deels wel en deels niet vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden die werknemers van de opdrachtgever verrichten.

Of de werkzaamheden die de aannemer verricht al dan niet hoofdzakelijk vergelijkbaar of deels wel en deels niet vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden die werknemers van de opdrachtgever verrichten is over het algemeen slechts beperkt beïnvloedbaar.

Vraag 3.28 luidt: Gelden voor de aannemer dezelfde bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften als voor uw werknemers?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (5)
  • Nee (0)

Ter toelichting: hierbij wordt niet gedoeld op regels en/of voorschriften die ook gelden voor klanten en leverancies, zoals veiligheidsvoorschriften. Het betreft bijvoorbeeld kledingvoorschriften, huishoudelijke reglementen, het personeelshandboek en het gebruik van het e-mailadres van de opdrachtgever.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als voor de aannemer niet dezelfde bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften gelden als voor werknemers en dat 5 punten worden behaald als die regels en voorschriften wel gelden voor de aannemer.

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat als voor de aannemer niet dezelfde bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften gelden als voor werknemers dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer die regels en voorschriften ook gelden voor de aannemer.

Het zal afhankelijk zijn van de organisatie of het mogelijk is om de aannemer niet te laten vallen onder dezelfde bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften voor de werknemers van de opdrachtgever. Als regelmatig wordt gewerkt met aannemers kan het raadzaam zijn om te bezien of het mogelijk is om een duidelijke splitsing te maken tussen de regels voor werknemers en de regels voor klanten en leveranciers, waarbij die laatste regels dan dusdanig zullen moeten zijn dat deze ook afdoende zijn voor aannemers.

Vraag 3.29 luidt: Heeft de aannemer een grotere vrijheid om zelf de dagen of tijdstippen voor het verrichten van de werkzaamheden te bepalen dan uw werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (0)
  • Nee (10)

Kortom: geen punten worden behaald als de aannemer een grotere vrijheid heeft om zelf de dagen of tijdstippen voor het verrichten van de werkzaamheden te bepalen dan de werknemers van de opdrachtgever die soortgelijke werkzaamheden verrichten en dat 10 punten worden behaald als de aannemer die vrijheid niet heeft.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat als de aannemer een grotere vrijheid heeft om zelf de dagen of tijdstippen voor het verrichten van de werkzaamheden te bepalen dan de werknemers van de opdrachtgever die soortgelijke werkzaamheden verrichten dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de aannemer die vrijheid niet heeft.

Dit aspect is relatief eenvoudig te beïnvloeden. Als het gewenst is om de overeenkomst te laten kwalificeren als een overeenkomst tot aanneming van werk is het dan ook raadzaam om te bezien in hoeverre het mogelijk is om de aannemer een grotere vrijheid te geven om zelf de dagen of tijdstippen voor het verrichten van de werkzaamheden te bepalen dan de werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten.

Vraag 3.30 luidt: Ontvangt de aannemer een hogere beloning dan uw werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (0). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 3.33”
  • Nee (5). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 3.33”
  • Weet ik niet of kan ik niet goed vergelijken (0). Als hiervoor wordt gekozen, verschijnt de melding “Ga naar vraag 3.33”

Ter toelichting: voor beantwoording van deze vraag wordt een globale vergelijking gemaakt tussen de vergoeding die per maand aan de aannemer wordt betaald en het bruto salaris vermeerderd met vakantiebijslag en werkgeverslasten dat de opdrachtgever betaalt ten behoeve van werknemers, die soortgelijke werkzaamheden verrichten als de aannemer. Zoals hiervoor reeds uiteengezet, is sprake van soortgelijke werkzaamheden als de werkzaamheden 70% of meer dan 70% overeenstemmen.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als de aannemer een hogere beloning ontvangt dan werknemers van de opdrachtgever die soortgelijke werkzaamheden verrichten en als de opdrachtgever dit niet weet of dit niet goed kan vergelijken en dat 5 punten worden behaald als de aannemer geen hogere beloning ontvangt dan werknemers van de opdrachtgever die soortgelijke werkzaamheden verrichten .

Met andere woorden: de Belastingdienst is van mening dat als de aannemer een hogere beloning ontvangt dan werknemers van de opdrachtgever die soortgelijke werkzaamheden verrichten en als de opdrachtgever dit niet weet of dit niet goed kan vergelijken dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de aannemer geen hogere beloning ontvangt dan werknemers van de opdrachtgever die soortgelijke werkzaamheden verrichten.

Dit betreft een aspect dat relatief eenvoudig te beïnvloeden is. Echter, het is uiteraard de vraag of dit de wens is. Een bepaald bedrag extra betalen om de overeenkomst zoveel als mogelijk te laten kwalificeren als een overeenkomst tot aanneming van werk kan aantrekkelijk zijn, maar het moet vanuit de organisatie natuurlijk wel te rechtvaardigen zijn.

Vraag 3.31 luidt: Worden of werden voor de werkzaamheden die de aannemer verricht, ook andere werkenden (niet zijnde werknemers) door uw organisatie ingehuurd?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (0)
  • Nee (0)

Oftewel: met geen van de antwoorden, worden punten behaald.

Vraag 3.32 luidt: Legt u bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften op aan de aannemer?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja (5)
  • Nee (0)

Ter toelichting: het gaat hierbij niet om regels en voorschriften, die ook gelden voor klanten en leveranciers. De regels en voorschriften waarom het gaat, betreft bijvoorbeeld kledingvoorschriften, huishoudelijke reglementen, het gebruik van een e-mailadres van de organisatie van de opdrachtgever of een personeelshandboek.

Uit het bovenstaande blijkt dat geen punten worden behaald als de opdrachtgever de aannemer geen bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften oplegt en dat 5 punten worden behaald als de opdrachtgever dit de aannemer wel oplegt.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat als de opdrachtgever de aannemer geen bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften oplegt dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de opdrachtgever dit wel doet.

Zoals hiervoor ook al is uiteengezet, zal het afhankelijk zijn van de organisatie of het mogelijk is om de aannemer niet te laten vallen onder bedrijfsregels, specifieke gedragsregels of voorschriften. Als regelmatig wordt gewerkt met aannemers kan het raadzaam zijn om te bezien of het mogelijk is de regels voor klanten en leveranciers uit te breiden, waarbij die laatste regels dan dusdanig worden aangepast dat die ook afdoende zijn voor aannemers.

Vraag 3.33 luidt: Is het gebruikelijk dat de aannemer deelneemt aan personeelsbijeenkomsten of personeelsactiviteiten die geen direct verband houden met de uitoefening van de werkzaamheden?

De mogelijke antwoorden zijn:

  • Ja, dit is gebruikelijk (5)
  • Nee, dit is niet gebruikelijk (0)
  • Nee, dergelijke bijeenkomsten of activiteiten zijn er niet (0)

Ter toelichting: hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan de kerstborrel en het personeelsfeest. Activiteiten die direct verband houden met de uitvoering van de werkzaamheden, zoals een heidag, vallen hier niet onder.

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen punten worden behaald als er geen personeelsbijeenkomsten of personeelsactiviteiten zijn die geen direct verband houden met de uitoefening van de werkzaameden of die er wel zijn, maar de aannemer daaraan niet deelneemt en dat er 5 punten worden behaald als de aannemer daaraan wel deelneemt.

Oftewel: de Belastingdienst is van mening dat als er geen personeelsbijeenkomsten of personeelsactiviteiten zijn die geen direct verband houden met de uitoefening van de werkzaamheden of die er wel zijn, maar de aannemer daaraan niet deelneemt dit meer wijst in de richting van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer de aannemer daaraan wel deelneemt.

Dit is een aspect dat over het algemeen relatief eenvoudig te beïnvloeden is door de aannemer geen deel te laten nemen aan personeelsbijeenkomsten of personeelsactiviteiten die geen direct verband houden met de uitvoering van de werkzaamheden.

Vraag 3.33 betreft de laatste vraag om te kunnen bepalen of al dan niet sprake is van een overeenkomst tot aanneming van werk. Daarna wordt nog een enquête gehouden over de pilot webmodule met daarin vragen over de gebruikerservaring, de verwachting omtrent de uitkomst van de webmodule, of je de webmodule in de toekomst denkt te gaan gebruiken en de mogelijkheid om feedback te geven over de webmodule. Deelname aan de enquête is niet verplicht.

Zoals je ziet, betreft het aantal vragen dat beantwoord moet worden minder in geval beoordeeld wordt of sprake is van een overeenkomst tot aanneming van werk dan wanneer beoordeeld wordt of sprake is van een reguliere overeenkomst van opdracht. Bij verschillende vragen wordt echter per antwoord wel een hoger aantal punten toegekend dan het geval is bij de reguliere overeenkomst van opdracht.

Uitkomst

Om de uitkomst te krijgen, tel je de punten die horen bij de gegeven antwoorden bij elkaar op. Bedraagt het totale aantal punten 0 tot en met 45 dan is de uitkomst indicatie dat sprake is van een overeenkomst tot aanneming van werk. Is sprake van een totaal puntenaantal 46 tot en met 69 dan is de uitkomst dat er geen oordeel gegeven kan worden op basis van de verstrekte antwoorden. Bedraagt het aantal punten in totaal 70 of meer dan is de uitkomst indicatie dat sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Op de hoogte blijven?

Wil je op de hoogte gehouden worden over wijzigingen op het gebied van arbeidsrecht, waaronder ontslagrecht, dan kun je regelmatig deze website bezoeken, maar je kunt er ook voor kiezen om je aan te melden als volger via  twitter, met mij te linken via  LinkedIn en/of je in te schrijven voor de  nieuwsbrief. Dan blijf je automatisch op de hoogte van de nieuwste blogberichten, die via deze website worden verspreid.

Advocaat arbeidsrecht Rotterdam

Wil je een overeenkomst van opdracht sluiten en wil je zoveel als mogelijk voorkomen dat deze kwalificeert als een arbeidsovereenkomst? Zou je daarbij hulp kunnen gebruiken? Zoek je een advocaat arbeidsrecht in Rotterdam?

Bel me dan voor een gratis intake gesprek op 010-2600088 of vul je contactgegevens in onderstaand contactformulier in, zodat ik contact kan opnemen met jou voor een gratis intake gesprek.

  • Geslacht
  • Achternaam
  • Telefoonnummer
  • E-mailadres*
  • Ik wil een gratis intake gesprek