Als niets is afgesproken tussen de werkgever en de werknemer over de opzegtermijn van de werkgever geldt de wettelijke opzegtermijn.
Ongeacht of sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
De regels omtrent de wettelijke opzegtermijn van de werkgever zijn anders voor AOW-gerechtigde werknemers dan voor niet AOW-gerechtigde werknemers.
Voor niet AOW-gerechtigde werknemers is de opzegtermijn - afhankelijk van de duur van het dienstverband - één tot vier maanden.
In onderstaand schema is uiteengezet wanneer welke opzegtermijn geldt.
Voor het bepalen van de duur van het dienstverband wordt gekeken naar het moment van opzegging.
Heeft de arbeidsovereenkomst op het moment van opzegging bijvoorbeeld korter dan vijf jaar geduurd, dan bedraagt de opzegtermijn van de werkgever één maand.
Voor de berekening van de opzegtermijn van de werkgever is van belang of sprake is geweest van overgang van onderneming.
Als dat zo is, tellen de dienstjaren bij de vervreemder mee voor de berekening van de opzegtermijn bij de verkrijger.
Verder is soms sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet van rechtswege eindigt, omdat de ketenregeling meebrengt dat de laatste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Dan wordt de duur van het dienstverband en daarmee de opzegtermijn berekend vanaf de totstandkoming van de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de reeks.
Wettelijke opzegtermijn bij herstel arbeidsovereenkomst
Soms is sprake van een situatie waarin de arbeidsovereenkomst is hersteld.
Bijvoorbeeld, omdat de rechter in een eerder stadium heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte met toestemming van het UWV of de CAO-ontslagcommissie is opgezegd.
Of omdat de rechter in een eerder stadium heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte is ontbonden.
In dat geval worden de arbeidsovereenkomsten voor het bepalen van de opzegtermijn van de werkgever geacht eenzelfde, niet onderbroken arbeidsovereenkomst te vormen.
De werkgever en de werknemer kunnen schriftelijk een opzegtermijn afspreken die afwijkt van de wettelijke opzegtermijn.
Afspreken dat de opzegtermijn van de werkgever korter is dan de wettelijke opzegtermijn is slechts mogelijk bij CAO.
Afspreken dat de opzegtermijn van de werkgever langer is dan de wettelijke opzegtermijn is altijd mogelijk.
Daarvoor is geen CAO nodig.
Wel moet dit schriftelijk worden afgesproken, bijvoorbeeld in de arbeidsovereenkomst.
Soms is het verplicht om voor de werkgever een langere contractuele opzegtermijn af te spreken.
Namelijk als met de werknemer een opzegtermijn wordt afgesproken die langer is dan de wettelijke opzegtermijn van de werknemer van één maand.
Langere opzegtermijn werknemer
Als met de werknemer een langere opzegtermijn wordt afgesproken dan de wettelijke opzegtermijn van één maand dan mag de opzegtermijn van de werkgever niet korter zijn dan het dubbele van die voor de werknemer.
Een uitzondering geldt voor de situatie waarin een CAO van toepassing is.
In een CAO mag namelijk worden bepaald dat de opzegtermijn van de werkgever dan niet het dubbele hoeft te zijn van die voor de werknemer.
Wel geldt dan dat de opzegtermijn van de werkgever niet korter mag zijn dan de opzegtermijn van de werknemer.
Voorbeeld langere opzegtermijn werknemer zonder CAO
Stel dat geen CAO van toepassing is en dat een werkgever met een werknemer een opzegtermijn wil afspreken van twee maanden.
Ze mogen dan afspreken dat de opzegtermijn van de werknemer twee maanden bedraagt en dat de opzegtermijn van de werkgever vier maanden bedraagt.
Ook mogen ze afspreken dat de opzegtermijn van de werkgever vijf maanden bedraagt.
Ze mogen niet afspreken dat de opzegtermijn van de werkgever drie maanden bedraagt.
Dan is de opzegtermijn van de werkgever immers niet minimaal het dubbele van die van de werknemer.
Overigens geldt dat de opzegtermijn van de werknemer niet langer mag zijn dan zes maanden.
Een afspraak dat de opzegtermijn van de werknemer zeven maanden bedraagt en die van de werkgever veertien maanden is dus niet toegestaan.
Ondanks de omstandigheid dat de opzegtermijn van de werkgever dan het dubbele is van die van de werknemer.
Voorbeeld langere opzegtermijn werknemer met CAO
Stel dat wel een CAO van toepassing is en dat een werkgever met een werknemer een opzegtermijn wil afspreken van twee maanden.
Als de CAO dit toelaat, mogen ze dan afspreken dat zowel de opzegtermijn van de werknemer als de opzegtermijn van de werkgever twee maanden bedraagt.
Ze mogen dan niet afspreken dat de opzegtermijn van de werkgever één maand bedraagt.
De opzegtermijn van de werkgever mag immers niet korter zijn dan die van de werknemer.
Ook als een CAO van toepassing is, geldt dat de opzegtermijn van de werknemer niet langer mag zijn dan zes maanden.
Een afspraak dat zowel de opzegtermijn van de werknemer als de opzegtermijn van de werkgever zeven maanden bedraagt, is dus niet toegestaan.
Ondanks de omstandigheid dat de opzegtermijn van de werkgever dan niet korter is dan die van de werknemer.
Deze regels zijn opgenomen in lid 6, 7 en 8 van artikel 7:672 BW.
Aanzegtermijn
Over het algemeen moet een werkgever naast de opzegtermijn ook een aanzegtermijn in acht nemen.
Dat is slechts niet het geval als tussen de werkgever en de werknemer schriftelijk is overeengekomen dat de opzegging tegen iedere dag mag plaatsvinden.
Als schriftelijk is overeengekomen dat de opzegging tegen iedere dag mag plaatsvinden, dan geldt slechts de opzegtermijn van de werkgever.
En niet ook de aanzegtermijn.
Als niet schriftelijk is overeengekomen dat de opzegging tegen iedere dag mag plaatsvinden, moet opzegging plaatsvinden tegen het einde van de maand, tenzij het gebruik daarvoor een andere dag aanwijst.
Het gebeurt niet vaak dat het gebruik een andere dag aanwijst waartegen opgezegd kan worden.
Soms is dat het geval in branches, waar betalingen per week plaatsvinden en ook de opzegtermijn van de werkgever en de opzegtermijn van de werknemer in weken wordt uitgedrukt.
Dan kan het bijvoorbeeld gebruik zijn dat tegen een bepaalde dag in de week, bijvoorbeeld de laatste dag van de week, wordt opgezegd.
Daarmee is duidelijk gemaakt dat zowel de dag van ontvangst van het volledige verzoek om toestemming als de dag van de beslissing meetellen.
In de beslissing wordt aangegeven wat de proceduretijd is geweest, zodat daarover geen misverstand kan bestaan.
De regeling omtrent de mogelijkheid om de proceduretijd in mindering te brengen op de opzegtermijn van de werkgever is te vinden in lid 5 van artikel 7:672 BW.
Voorbeeld proceduretijd in mindering op opzegtermijn
Stel dat een werkgever op 8 maart de beslissing ontvangt, waarin toestemming wordt verleend voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst.
Het is nu afhankelijk van de opzegtermijn van de werkgever, de proceduretijd en of een aanzegtermijn geldt tegen welke dag mag worden opgezegd.
Stel dat de opzegtermijn van de werkgever twee maanden bedraagt en dat de procedure drie weken heeft geduurd.
Stel verder dat er een aanzegtermijn geldt en dat die meebrengt dat tegen het einde van de maand opgezegd moet worden.
Dan geldt het volgende.
Zonder aftrek van de proceduretijd en zonder aanzegtermijn zou opgezegd kunnen worden tegen 8 mei.
De aanzegtermijn brengt mee dat niet tegen 8 mei, maar tegen 1 juni opgezegd kan worden.
Echter, omdat drie weken in minder gebracht mogen worden op 8 mei, zou - zonder aanzegtermijn - opgezegd kunnen worden tegen 17 april.
Met inachtneming van de aanzegtermijn brengt dit mee dat kan worden opgezegd tegen 1 mei.
Mocht de procedure geen drie weken, maar zes weken hebben geduurd, dan maakt dit in dit geval geen verschil.
De opzegtermijn mag immers nooit korter worden dan een maand.
Omdat daarnaast een aanzegtermijn geldt, kan nooit eerder dan tegen 1 mei worden opgezegd.
Opzegbrief werkgever
Voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst kunt u gebruik maken van de model opzegbrief werkgever.
Gevolgen onjuiste opzegtermijn
Als de werkgever niet de juiste opzegtermijn en/of aanzegtermijn in acht heeft genomen, dan moet de werkgever aan de werknemer een vergoeding betalen.
Die vergoeding is gelijk aan het bedrag aan salaris dat de werknemer zou hebben ontvangen over de periode dat de arbeidsovereenkomst nog zou hebben geduurd als wel de juiste opzegtermijn en aanzegtermijn in acht zouden zijn genomen.
De kantonrechter kan deze vergoeding matigen.
Namelijk als de kantonrechter dit met het oog op de omstandigheden billijk voorkomt.
In geval van matiging door de kantonrechter kan de vergoeding niet op een lager bedrag uitkomen dan het salaris over de wettelijke opzegtermijn van de werkgever.
Evenmin kan de vergoeding dan uitkomen op een lager bedrag dan het salaris over drie maanden.
Bovenstaande informatie en de rest van de inhoud van deze kennisbank is opgenomen in het e-book ontslagrecht 2019. Wil je het e-book downloaden? Download het e-book "ontslagrecht 2019".
Arbeidsrecht advocaat Rotterdam
Wil je graag persoonlijke hulp van een arbeidsrecht advocaat? Zoek je een arbeidsrecht advocaat in Rotterdam? Bel me voor een gratis intake gesprek op 010-2600088 of vul je contactgegevens in onderstaand contactformulier in, zodat ik contact kan opnemen met jou voor een gratis intake gesprek.